Uit de kennisgeving van de OvJ volgt dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet langer vordert. Nu de klager tegen die kennisgeving een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechtbank te beoordelen of degene aan wie de OvJ de schilderijen wil doen teruggeven, redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het gaat daarbij om een voorlopig oordeel omtrent de eigendoms- en bezitsrechten ten aanzien van die schilderijen (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BL2823). Voor het antwoord op de vraag of de Noorse galerie als rechthebbende moet worden aangemerkt is bepalend of deze ex artikel 3:86 lid 3 BW de schilderijen binnen drie jaren te rekenen vanaf de dag van de diefstal als haar eigendom heeft opgeëist. Het oordeel van de rechtbank dat, nu niet is betwist dat aangifte van diefstal is gedaan, ervan kan worden uitgegaan dat de schilderijen van diefstal afkomstig zijn, is niet onbegrijpelijk.
Hoge Raad, 03-12-2013