De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BG5979. Het oordeel van de rechtbank dat het standpunt van de verschoningsgerechtigde dat zijn verschoningsrecht aan het voldoen aan de vordering in de weg staat, moet worden geëerbiedigd, is toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de rechtbank heeft geoordeeld dat gegevens over (al dan niet begeleid) verlof en over de vraag wanneer dit verlof heeft plaatsgevonden, betrekking hebben op de behandeling van de patiënt en de wijze waarop die behandeling plaatsvindt. De omstandigheid dat uit strafvorderlijk onderzoek reeds was gebleken dat de betrokkene in de inrichting van klager onder medische behandeling stond, doet aan een en ander niet af. Het oordeel van de rechtbank dat zich geen zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een inbreuk op het medisch beroepsgeheim rechtvaardigen is niet onbegrijpelijk, onder meer gelet op het feit dat de rechtbank onder meer heeft geoordeeld dat zij het, gelet op de beperktheid van de voor haar beschikbare informatie, niet mogelijk achtte een oordeel te geven over de vraag of de gegevens op een andere, minder ingrijpende wijze hadden kunnen worden verkregen en dat zij van de officier van justitie geen bevredigend antwoord had gekregen op haar in dat verband gestelde vragen.
Hoge Raad, 10-12-2013