Het hof heeft vastgesteld dat verdachte, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf, zich bijna vier uren in Alkmaar heeft bevonden en in het bezit van een geladen vuurwapen op het beoogde slachtoffer heeft gewacht. Het hof heeft ten aanzien van het beroep op vrijwillige terugtred overwogen dat niet méér aannemelijk is geworden dan dat verdachte na verloop van tijd is weggegaan en geoordeeld dat dit onvoldoende is voor vrijwillige terugtred. In zijn vaststellingen en overwegingen heeft het hof mede tot uitdrukking gebracht dat het beroep op vrijwillige terugtred dient te worden verworpen omdat de voorgenomen zware mishandeling van slachtoffer niet is voltooid ten gevolge van de, niet van de wil van verdachte afhankelijke, omstandigheid dat slachtoffer niet is verschenen. ’s Hofs verwerping van het beroep op de exceptie van artikel 46b Sr geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
Hoge Raad, 04-02-2014