De eerste klacht strekt kennelijk ten betoge dat de in het arrest genoemde in beslag genomen voorwerpen verdachte niet toebehoren. Daarvan uitgaande heeft verdachte bij zijn klacht over de motivering van de v.v. geen rechtens te respecteren belang. Verbeurdverklaring van voorwerpen die een verdachte niet (zouden) toebehoren als bedoeld in artikel 33a Sr treft hem immers niet in zijn vermogen. In zoverre kan het middel niet tot cassatie leiden (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BZ1897). Voor zover het middel ziet op de verbeurdverklaring van de geldbedragen, is het terecht voorgesteld. ’s Hofs oordeel dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan m.b.v. die voorwerpen dan wel dat die voorwerpen geheel of grotendeels d.m.v. die feiten zijn verkregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Voor zover het middel betrekking heeft op de onttrekking aan het verkeer van de in het arrest genoemde in beslag genomen voorwerpen faalt het op de gronden als vermeld in de conclusie. Ten aanzien van de 'Witte stickers' en de 'Loonafrekening, kopie id en bankpas' is ’s hofs oordeel dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang zonder nadere motivering, welke ontbreekt, niet begrijpelijk.
Hoge Raad, 12-11-2013