Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2015
Uitspraken van 18-04-2015 tot 24-04-2015
Redactie: prof. mr. J.S. Nan en mr. C.L. van der Vis.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe SR Update aan. 

Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs:

Ontvankelijkheid in vervolging ex artikel 231 Sr van niet-onherroepelijk afgewezen asielaanvrager (SR 2015-0207)
Het Openbaar Ministerie klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring in de vervolging van het onder andere tenlastegelegde voorhanden hebben van een vals reisdocument terwijl hij moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was. Het hof heeft ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring overwogen dat gelet op het arrest van 6 november 2012 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:BW9266) voorop wordt gesteld dat uit de strekking van art. 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (hierna: het Verdrag) voortvloeit dat het Openbaar Ministerie in de op art. 231 Sr gebaseerde vervolging van een verdachte die vreemdeling is en zich tegen de beschuldiging verweert met een beroep op de bescherming die deze verdragsbepaling beoogt te bieden, slechts dan ontvankelijk is indien onverwijld en zonder nader onderzoek door de strafrechter kan worden vastgesteld dat de stelling van de vreemdeling dat hij een vluchteling is in de zin van het Verdrag ongegrond is en voorts dat de beslissing op een asielaanvraag, en dus ook het oordeel omtrent de aannemelijkheid van het aan de asielaanvraag ten grondslag liggende vluchtrelaas, is voorbehouden aan de Minister en – na ingesteld beroep aan de bestuursrechter en dat, mede met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken van de straf- en de bestuursrechter, de strafrechter zich in beginsel van een zelfstandig oordeel over het beroep van de vreemdeling op zijn vluchtelingen status moet onthouden. Daarbij is voorts benadrukt dat, mede gelet op de moeilijke bewijspositie die de vreemdeling heeft bij de onderbouwing van zijn beroep op de vluchtelingenstatus, de vreemdeling die wordt vervolgd ter zake van art. 231 Sr ook een beroep op art. 31 van het Verdrag toekomt indien nog niet vaststaat dat hij aan alle voorwaarden voor erkenning als vluchteling voldoet. In zijn arrest van 28 mei 2013 (ECLI:NL:HR:BY4310) heeft de Hoge Raad nader invulling gegeven aan voornoemd arrest. Als vuistregel wordt aangenomen dat de vreemdeling niet behoort te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar in het kader van zijn vlucht in het bezit hebben of aangewend hebben van vervalste documenten zolang, kort gezegd, op de door de vreemdeling gedane eerste asielaanvraag nog niet onherroepelijk is beslist. Gelet op het feit dat in Nederland nog niet onherroepelijk op de aldaar gedane eerste asielaanvraag van de verdachte is beslist, in het licht bezien van voormelde jurisprudentie, is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De Hoge Raad overweegt dat het hof met juistheid heeft geoordeeld dat een vreemdeling niet behoort te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar in het kader van zijn vlucht in het bezit of aangewend hebben van valse documenten zolang, kort gezegd, nog niet op de asielaanvraag ‘in Nederland’ onherroepelijk is beslist. De Hoge Raad oordeelt dat ’s hofs oordeel, gelet op het vastgestelde feit dat ‘in Nederland’ nog niet onherroepelijk op de ‘aldaar’ gedane eerste asielaanvraag van de verdachte is beslist, niet onbegrijpelijk is.

‘Onder zijn hoede’ als bedoeld in artikel 425, aanhef en sub 2° Sr (SR 2015-0205)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie het onvoldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van onder zijn hoede staande gevaarlijke dieren, te weten een pitbull en een rottweiler, is bewezenverklaard, over de onjuiste uitleg die het hof heeft gegeven aan het bestanddeel ‘onder zijn hoede’ als bedoeld in art. 425, aanhef en onder 2°, Sr. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het slachtoffer aangifte heeft gedaan dat hij door een pitbull is aangevallen toen hij naar zijn auto liep die stond geparkeerd. Deze pitbull hing aan de arm van het slachtoffer. Een man van Marokkaanse afkomst riep daarop: ‘Rocky, kom hier’. De pitbull liet echter niet los. Het slachtoffer viel vervolgens op de grond, waarna hij ook door een andere hond, een rottweiler, werd aangevallen. Toen beide honden hem op een gegeven moment loslieten, werden deze door eerdergenoemde man en een andere man van Marokkaanse afkomst vastgepakt en het portiek van een woning binnengebracht. In samenhang met de feiten en omstandigheden dat de verbalisant in de woning bij het portiek een Amerikaanse Stafford, genaamd Rocky, en een rottweiler, genaamd Rambo, heeft waargenomen en dat de broer van de verdachte, toen heeft verklaard dat Rocky en Rambo van de verdachte zijn, dat verdachte heeft verklaard dat Rocky en Rambo inderdaad van hem zijn en dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg voorts heeft verklaard dat hij de enige Marokkaan in de buurt is met honden en dat Rocky en Rambo bij zijn broers in voornoemde woning verblijven, leidt het hof af dat het de honden van de verdachte moeten zijn geweest die het slachtoffer hebben aangevallen en gebeten. Gezien het voorgaande gaat het hof er eveneens van uit dat deze honden onder de hoede van de verdachte stonden. Dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het bijtincident aanwezig is geweest, doet daar niet aan af. De verdachte was op dat moment namelijk de eigenaar van deze honden, terwijl niet is gesteld, of gebleken dat de feitelijke verantwoordelijkheid en verzorging van die honden op dat moment op iemand anders rustte dan de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel dat de honden onder de hoede van de verdachte stonden als bedoeld in art. 425, aanhef en onder 2º, Sr geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is. Het hof heeft onder de vermelde omstandigheden de verdachte kunnen aanmerken als degene die voldoende zorg dient te dragen voor het onschadelijk houden van zijn gevaarlijke dieren, nu aan de verdachte als eigenaar van de honden in het algemeen de zeggenschap zal toekomen over de wijze waarop zijn gevaarlijke dier onschadelijk moet worden gehouden, en in de overwegingen van het hof besloten ligt dat niet is gebleken dat die zeggenschap of zorg op een zodanige manier aan een ander was toevertrouwd dat alleen die ander zou kunnen worden aangemerkt als diegene bij wie de dieren onder zijn hoede stonden. Dat het hof niet heeft vastgesteld dat de honden toen zij het slachtoffer aanvielen daadwerkelijk onder het feitelijk toezicht van de verdachte stonden, leidt niet tot een ander oordeel.

‘Uitbuitingssituatie’ artikel 273f (oud) (SR 2015-0204)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer mensenhandel is bewezenverklaard, over de uitleg die het hof heeft gegeven aan art. 273f (oud) Sr, althans dat het hof, gelet op het door de verdediging naar voren gebrachte contra-indicatie ten aanzien van de gestelde beperking van de persoonlijke vrijheid, die kan worden afgeleid uit het (vrijelijk) reisgedrag naar Marokko en Spanje van aangeefster, onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake was van een ‘uitbuitingssituatie’. De Hoge Raad overweegt na de relevante bepalingen aan te halen dat het middel kennelijk op de opvatting berust dat – kort gezegd – van een uitbuitingssituatie, zoals bedoeld in art. 273f (oud) Sr geen sprake kan zijn op grond van de bestaande mogelijkheid voor het slachtoffer om zich, blijkens enkele gemaakte buitenlandse reizen, aan de uitbuitingssituatie te onttrekken. De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat die opvatting in zijn algemeenheid onjuist is.

SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
SR Talk biedt u de unieke gelegenheid om per kwartaal online te worden bijgepraat over de laatste ontwikkelingen op het gebied van het straf(proces)recht. Graag wijs ik u op de SR Talk-sessie van donderdag 4 juni 2015, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken door prof. Paul Mevis.
Meer informatie en inschrijven

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar
sr-updates@budh.nl.

Veel leesplezier.

Met vriendelijke groet,

J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates