Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe SR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs:
Nemo tenetur (SR 2015-0527)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen is bewezenverklaard, dat het hof bij de verwerping van het verweer strekkend tot bewijsuitsluiting, gegrond op schending van het in artikel 6 EVRM vervatte nemo tenetur-beginsel, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting over het begrip ‘wilsafhankelijk materiaal’. Het hof heeft dat verweer als volgt samengevat en verworpen: de raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de medewerkers van de Belastingdienst, in strijd met het nemo tenetur-beginsel, wilsafhankelijk materiaal van verdachte hebben afgedwongen. Uit het dossier blijkt dat verdachte en medeverdachte ‘toe hebben moeten geven’ waar de (computer met) administratie zich bevond. Het antwoord op de vraag waar de administratie zich bevond, alsmede het uiteindelijk verkrijgen van die gegevensdrager en de administratieve bescheiden dienen dus als afgedwongen materiaal te worden gekwalificeerd. Dit betreft voorts wilsafhankelijk materiaal, met name omdat zonder de (actieve) hulp van verdachte niet de beschikking over dit materiaal verkregen kon worden. Deze afgedwongen informatie vormt de directe aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek naar verdachte. Dat betekent dat al het materiaal dat door de controle en opsporing op en na die datum is vergaard van het bewijs dient te worden uitgesloten, aldus de raadsman. Het hof oordeelt na een weergave van de feiten uit het dossier dat het ten aanzien van de feitelijke gang van zaken ervan uitgaat dat een en ander heeft plaatsgevonden zoals is beschreven en verklaard door de verbalisanten. Voorts oordeelt het hof dat de betrokkenen niet eerder dan op het moment dat verdachte verklaarde over de valse facturen ervan uit hoefden te gaan dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Het hof oordeelt dat aan verdachte derhalve tijdig de cautie is gegeven. Het hof overweegt dat voorts dient te worden vastgesteld of er in de onderhavige zaak een zodanige dwang is uitgeoefend dat sprake is van een schending van artikel 6 EVRM. Het hof overweegt dat hier geen sprake van is. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat er door de verbalisanten handelingen zijn verricht die in strijd zijn met artikel 6 EVRM. Weliswaar gaat het hof ervan uit dat op verdachte en medeverdachte enige druk is uitgeoefend die ertoe geleid heeft dat verbalisanten terecht kwamen in het pand waar de gezochte administratie zich bevond, maar het gebruik van die administratie in de strafvervolging, levert geen strijd op met artikel 6 EVRM, omdat die administratie niet beschouwd kan worden als wilsafhankelijk materiaal. De Hoge Raad overweegt dat het hof in zijn overwegingen als zijn oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat de inhoud van de ordners niet kan worden aangemerkt als bewijsmateriaal dat door de verdachte onder dwang is afgegeven. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel, in aanmerking genomen de door het hof in zijn overwegingen vastgestelde feiten en omstandigheden, niet onbegrijpelijk is en overweegt daartoe dat de klacht steunt op de onjuiste opvatting dat op de enkele grond dat de medewerking van de verdachte nodig is om documenten te verkrijgen waarin een verklaring van de verdachte is vervat, dat bewijsmateriaal als ‘wilsafhankelijk bewijsmateriaal’ moet worden aangemerkt (vgl. ECLI:NL:HR:2015:1130). De Hoge Raad merkt op dat in cassatie niet voor het eerst kan worden aangevoerd dat de ordners, gezien de inhoud daarvan, bewijsmateriaal bevatten dat als ‘wilsafhankelijk’ materiaal moet worden gekwalificeerd, omdat de beoordeling daarvan een onderzoek van feitelijke aard vergt.
Schieten tijdens worsteling (SR 2015-0529)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie doodslag is bewezenverklaard, dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, het (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer heeft bewezenverklaard. Het hof heeft ten aanzien van de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet overwogen dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van het slachtoffer – aanwezig is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden, heeft aanvaard. Dat de beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Dat het in alle zal gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten (I). Dat voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans voorts niet alleen vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden (II), maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen) (III). Dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX5396 en ECLI:NL:HR:2003:AE9049) (IV). Het hof overweegt dat de verdachte in een gespannen situatie een doorgeladen pistool op korte afstand op het slachtoffer heeft gericht en gericht gehouden. Dat het slachtoffer zich hier vervolgens tegen heeft verzet, het pistool heeft vastgegrepen en heeft geprobeerd dat van zich af te duwen naar algemene ervaringsregels een voorzienbare reactie is en ook voor de verdachte voorzienbaar moet zijn geweest. Bij een worsteling onder die omstandigheden is voorts, naar algemene ervaringsregels, de kans aanmerkelijk te noemen dat een doorgeladen pistool afgaat en dat iemand ten gevolge hiervan komt te overlijden. De verdachte heeft dat gevolg ook bewust aanvaard. Het laden van het pistool met scherpe munitie, het bij zich steken van dat pistool, het pakken, doorladen, richten en gericht houden van dat pistool op het slachtoffer zijn gedragingen die, tezamen genomen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg (het neerschieten van de ander) dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is het hof niet gebleken. Het hof acht op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden – in samenhang bezien – bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het pistool op enig moment zou afgaan en daarmee van de kans dat het slachtoffer ten gevolge hiervan zou komen te overlijden. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard door het wapen desondanks in handen te nemen, door te laden en op het slachtoffer te richten. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring toereikend is gemotiveerd, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval zoals die door het hof zijn vastgesteld, te weten het laden van het pistool met scherpe munitie, het bij zich steken van dat pistool, het pakken, doorladen en in het bijzonder het tijdens de worsteling met het slachtoffer – kennelijk met de vinger aan de trekker – op diens buik richten en gericht houden van dat pistool.
Diefstal van gas en elektriciteit (SR 2015-0528)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie diefstal met braak is bewezenverklaard, dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft bewezenverklaard dat de verdachte elektriciteit en gas met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat de raadsman in het bijzonder heeft aangevoerd dat diefstal niet kan worden bewezenverklaard omdat verdachte niet het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van de elektriciteit en het gas. Verdachte heeft – nadat de energiemaatschappij de installaties had afgesloten – slechts de aansluiting op het elektriciteitsnetwerk en het gas voor zijn ex-partner en kinderen hersteld. Dat gebeurde in de woning van zijn ex-partner waar verdachte niet woonachtig was, zodat hij daar zelf geen voordeel van heeft gehad. Het hof verwerpt dat verweer met de overweging dat verdachte door – nadat de elektriciteitsmaatschappij de elektriciteit en het gas in de woning te Houten had afgesloten – werkzaamheden te verrichten waardoor illegaal elektriciteit en gas kon worden afgenomen, wegnemingshandelingen heeft verricht. De Hoge Raad overweegt dat onder ‘wegnemen’ als bedoeld in artikel 310Sr moet worden verstaan het zich verschaffen van de feitelijke heerschappij over het goed dan wel het aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekken van dat goed (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BP2627, r.o. 2.3). De Hoge Raad overweegt dat elektriciteit en gas eerst worden weggenomen – in de hierboven omschreven betekenis – door het verbruiken ervan door de in de woning aanwezige apparaten en installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet respectievelijk op het gasnet. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, waarin besloten ligt dat het enkele aansluiten van een afgesloten elektriciteits- en gasvoorziening als wegnemen in de zin van artikel 310 Sr van elektriciteit en gas kan worden aangemerkt, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Annotatie
‘Mag het Openbaar Ministerie bewegende beelden openbaar maken van mishandelingen teneinde de daders op te sporen? In januari 2014 schopte een aantal personen een man na een stapavondje. Een filmpje van deze mishandeling werd gebruikt voor het opsporen van de dader(s)…’, zo begint de recente geplaatste annotatie van H. de Doelder bij ECLI:NL:HR:2015:3024, SR-Updates 2015-0468, waar ik u graag op attendeer.
SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
SR Talk biedt u de unieke gelegenheid om per kwartaal online te worden bijgepraat over de laatste ontwikkelingen op het gebied van het straf(proces)recht. Graag wijs ik u op de SR Talk-sessie van donderdag 3 december 2015, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken.
Meer informatie en inschrijven
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.
Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Schieten tijdens worsteling levert voorwaardelijk opzet op doodslag op. 24-11-2015
- Hoge Raad Nemo tenetur-beginsel en wilsafhankelijk materiaal. 24-11-2015
- Hoge Raad Elektriciteit en gas worden eerst weggenomen door het verbruiken ervan door de in de woning aanwezige apparaten en installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet respectievelijk op het gasnet. 24-11-2015
- Hoge Raad Het middel klaagt terecht over het oordeel van het hof dat verstek kon worden verleend tegen de niet-verschenen verdachte. 17-11-2015
- Hoge Raad Slagende bewijsklacht medeplegen hennepteelt. 17-11-2015
- Hoge Raad De in artikel 413 lid 1 eerste volzin Sv voorgeschreven termijn van tien dagen is niet in acht genomen, zodat nietigheid van het onderzoek en de uitspraak volgt. 17-11-2015
- Hoge Raad Het oordeel dat de inhoud van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel niet door verdachte is betwist, is niet zonder meer begrijpelijk. 10-11-2015
- Hoge Raad Strafvermindering wegens overschrijding van de inzendtermijn. 10-11-2015
- Hoge Raad Overschrijding redelijke termijn in feitelijke aanleg. 10-11-2015
- Hoge Raad Gegronde aanvragen tot herziening na persoonsverwisseling. 10-11-2015
- Hoge Raad De opvatting dat een op de voet van artikel 257f lid 3 Sv jo. artikel 313 Sv voorgestelde wijziging tenlastelegging in een zaak waarin aanvankelijk een strafbeschikking is uitgevaardigd, beperkt dient te blijven tot wijzigingen van ondergeschikte aard dan wel redactionele aard, vindt geen steun in het recht. 10-11-2015
- Hoge Raad Falende bewijsklacht in voorraad hebben valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken. 10-11-2015
- Hoge Raad Profijtontneming: motivering wederrechtelijk verkregen voordeel. 10-11-2015
- Hoge Raad Beroep niet-ontvankelijk, klaagster moet zich tot de burgerlijke rechter wenden. 10-11-2015
- Hoge Raad Onvoldoende belang bij cassatie na slagende klacht medeplegen. 10-11-2015
- Hoge Raad Artikel 282a lid 1 Sr verhoudt zich ten opzichte van artikel 282 lid 1 Sr niet als een bijzondere tot een algemene strafbepaling. 10-11-2015