Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2015
Uitspraken van 18-06-2015 tot 25-06-2015
Redactie: prof. mr. J.S. Nan en mr. C.L. van der Vis.

Behandeling met gesloten deuren (SR 2015-0288)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer mishandeling is bewezenverklaard, onder meer over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot gedeeltelijke behandeling van de zaak met gesloten deuren. Ten aanzien van het verzoek daartoe heeft het Hof overwogen dat het de informatie die de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende acht om een gemotiveerd bevel te kunnen geven de zitting voort te zetten met gesloten deuren, nu de hoofdregel is dat de zitting in het openbaar plaatsvindt. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 269, eerste lid, Sv, dat de onder meer in die bepaling neergelegde hoofdregel is dat in strafzaken het onderzoek ter terechtzitting in het openbaar geschiedt, zij het dat in nader in de wet omschreven gevallen, zoals in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, kan worden afgeweken van die hoofdregel. Het Hof heeft het verzoek van de verdediging afgewezen op de grond dat het de informatie die de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende acht om een gemotiveerd bevel te kunnen geven de zitting voort te zetten met gesloten deuren, nu de hoofdregel is dat de zitting in het openbaar plaatsvindt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, door aldus tot uitdrukking te brengen dat hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van het verzoek is aangevoerd, onvoldoende is voor afwijking van de hoofdregel dat de gehele strafzaak op de openbare zitting wordt behandeld en niet onbegrijpelijk is, gelet op hetgeen door de verdediging aan het verzoek ten grondslag is gelegd.

Gijzeling in de zin van artikel 282a Sr (SR 2015-0289)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer medeplegen van gijzeling is bewezenverklaard, over het oordeel van het Hof dat het bewezenverklaarde medeplegen van gijzeling oplevert. Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als de eendaadse samenloop van medeplegen gijzeling, poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en ten aanzien van de strafbaarheid overwogen dat artikel 282a Sr (gijzeling) een bijzondere strafbepaling ten opzichte van artikel 282 Sr (wederrechtelijke vrijheidsberoving) is. Dit betekent dat, ingevolge artikel 55, tweede lid, Sr, bij de strafoplegging uitsluitend de gijzeling in aanmerking moet worden genomen, nu de wederrechtelijke vrijheidsberoving volledig opgaat in de gijzeling. Het hof is hetzelfde oordeel toegedaan met betrekking tot de bewezenverklaarde poging tot afpersing nu het feitencomplex, zoals onder dit feit is bewezenverklaard identiek is aan het bewezenverklaarde feitencomplex van de gijzeling. De Hoge Raad overweegt na het aanhalen van artikel 282a, eerste lid, Sr en de daarbij behorende toelichting, dat mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 282a Sr, aangenomen moet worden dat de dader van het daarin omschreven feit slechts strafbaar is indien hij handelt met het oogmerk een ander dan de gijzelaar te dwingen iets te doen of niet te doen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, nu de in het eerste deel van de bewezenverklaring omschreven wederrechtelijke vrijheidsberoving van slachtoffer ertoe strekte dat slachtoffer en niet een derde te dwingen tot onder meer de afgifte van een (grote) hoeveelheid hennep, ten onrechte heeft geoordeeld dat dit feit ‘medeplegen van gijzeling’ in de zin van artikel 282a Sr oplevert.

Gebruik getuige verklaring strijdig met artikel 6 EVRM (SR 2015-0293)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie overtreding van artikel 8 WVW is bewezenverklaard dat het Hof ten onrechte, in strijd met artikel 6 EVRM, de verklaring van getuige tot het bewijs heeft gebezigd zonder dat de verdediging hem als getuige heeft kunnen (doen) horen. Het Hof heeft ten aanzien van het verzoek van de verdediging overwogen dat de raadsvrouw van verdachte bij appelschriftuur heeft verzocht om een getuige en de getuige, bedoeld in de klacht, als getuige te horen. Dit verzoek is op voorhand niet toegewezen. Dit verzoek heeft de raadsvrouw in voorwaardelijke zin ter terechtzitting in hoger beroep herhaald. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen het horen van beide getuigen. Nu namens verdachte hoger beroep is ingesteld en de appelschriftuur is binnengekomen, is het noodzaakcriterium van toepassing. Het Hof overweegt, gelet hierop, ten aanzien van de verzoeken het volgende: ten aanzien van de getuige, als bedoeld in de klacht, baseert de raadsvrouw haar verzoek op aannames. Er wordt geen begin van aannemelijkheid gemaakt waarom het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van die getuige niet betrouwbaar zou zijn. Bovendien geeft verdachte zelf geen enkele verklaring omtrent de, naar zijn zeggen, andere persoon die de auto bestuurd zou hebben. Derhalve acht het Hof het niet noodzakelijk om de getuige, bedoeld in de klacht, en een andere getuige als getuige te horen en wijst beide verzoeken af. De Hoge Raad overweegt dat het gebruik van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring voor het bewijs niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste lid en derde lid aanhef en onder d, EVRM indien de verdediging in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. Het gebruik van die verklaring is ook niet ongeoorloofd indien genoemde gelegenheid heeft ontbroken, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BX5539) De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in strijd met artikel 6, eerste lid en derde lid aanhef en onder d, EVRM het proces-verbaal inhoudende de niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring van de getuige, bedoeld in de klacht (weergegeven in 2.2.2 onder 1) voor het bewijs heeft gebezigd zonder dat de verdediging in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om hem als getuige te (doen) ondervragen. Die verklaring houdt onder meer in, kort samengevat, dat die getuige heeft gezien dat degene die uit de auto stapte de Peugeot heeft bestuurd. Voor dit door de verdachte betwiste onderdeel van de verklaring van die getuigeis geen steun te vinden in andere door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.

NIEUWE ZOEKMACHINE SR UPDATES
Sinds vorige week is SR Updates voorzien van een vernieuwde en verbeterde zoekmachine. Naast de gebruikelijke ‘features’ is de zogenoemde filter een absolute aanwinst. Wie op zoek is naar een bepaalde meerdaadse samenloop-zaak uit 2013, kan die zaken nu gemakkelijk filteren uit het archief (met inmiddels meer dan vijftienhonderd uitspraken!). Daarmee is SR Updates niet alleen het meest snelle en meest complete medium op het terrein van het strafrecht, het is ook nog eens het meest innovatief! Klik hier om gebruik te maken van de zoekfunctie.

Annotatie
‘In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, heeft de Hoge Raad getracht de reikwijdte van het leerstuk medeplegen te verhelderen. Van medeplegen is slechts sprake in geval van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en een ander of anderen. Daarvan kan volgens de Hoge Raad slechts worden gesproken wanneer de ‘intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte’ van ‘voldoende gewicht’ is. De vraag of sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht is in het bijzonder van belang wanneer het tenlastegelegde medeplegen ‘in de kern niet bestaat in gezamenlijke uitvoering’ met een ander of anderen, maar uit gedragingen die bijvoorbeeld bestaan in de enkele bijdrage na afloop van het delict. In het geval de feitenrechter van oordeel is dat desondanks sprake is van medeplegen, dient hij dat ‘nauwkeurig te motiveren’...’, zo begint de recente geplaatste annotatie van J. ten Voorde bij ECLI:NL:HR:2015:1094, SR 2015-0203, waar ik u graag op attendeer.

SR Talk Sessie
Graag wijs ik u op de SR-Talk sessie van donderdag 3 september en 3 december 2015, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken. De link is te vinden op deze site.

SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten.
Elke 6 tot 8 weken de meest actuele rechtspraak (incl. de Hoge Raad van de dinsdag ervoor) in één uur tijd besproken door prof. Paul Mevis, mr. Joost Verbaan of mr. dr. Joost Nan.
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)

Nieuw rechtsgebied? Tijdelijke break?
Volg dan on demand de opnames van SR Updates Talk van medio 2013 tot heden.

Meer informatie en inschrijven: SR Updates Talk Live en On Demand

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar
sr-updates@budh.nl.

Veel leesplezier.

Met vriendelijke groet,

J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates