Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe SR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs:
‘Wegnemen’ in de zin van artikel 310 Sr (SR 2015-0231)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie het in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van vier zeecontainers is bewezenverklaard, over het oordeel van het hof dat de aan de verdachte verweten gedraging kan worden aangemerkt als het ‘wegnemen’ in de zin van artikel 310 Sr. Volgens de toelichting is sprake van oplichting en niet van diefstal. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het namens de verdachte gevoerde verweer dat – zakelijk weergegeven – geen sprake is van diefstal omdat de wegnemingshandeling ontbreekt wordt verworpen. Het hof overweegt daartoe dat de verdachte telkens gebruik heeft gemaakt van een valse kopie, een zogeheten ‘toestemming tot wegvoering’ (…). Het valse document is door de verdachte gebruikt om de containers uit de macht van de rechthebbende te halen. Door het tonen van het document heeft de verdachte de vier containers bij de terminal meegekregen. Dat daarvoor de medewerking van medewerkers van de Containerterminal nodig was die de containers (al dan niet geautomatiseerd) lieten plaatsen op de vrachtwagen, doet er niet aan af dat sprake is van wegneming. Die medewerking is slechts instrumenteel en in wezen niet anders dan wanneer sprake is van een volledig geautomatiseerd afgifteproces zoals bij een geldautomaat. Een dergelijk afgifteproces van geld met een valse pinpas is door de Hoge Raad aangemerkt als het wegnemen van geld met een valse sleutel. De feitelijke gang van zaken die uit de bewijsmiddelen blijkt, levert in dit geval daarom een diefstal op. De Hoge Raad herhaalt de overweging uit ECLI:NL:HR:2011:BP2627 en overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat verdachte door middel van het gebruik van een valse kopie van een ‘toestemming tot wegvoering’ de in de bewezenverklaring genoemde goederen uit de macht van de rechthebbende heeft gehaald. Het hof heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat de verdachte zich aldus een zodanige feitelijke heerschappij over die goederen heeft verschaft dat sprake is van wegneming in de zin van artikel 310 Sr. De Hoge Raad oordeelt dat dit geen blijk geeft van een onjuiste opvatting en naar de eis der wet met redenen is omkleed. Dat verdachte mogelijk voor oplichting had kunnen worden vervolgd maakt dat niet anders.
Verklaring één getuige bewijsminimum (SR 2015-0232)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige onder zijn toezicht, is bewezenverklaard, dat het hof het bewezenverklaarde heeft doen steunen op de verklaring van één getuige. Het hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op de verklaring van de aangeefster afgelegd bij de politie, de verklaring van de aangeefster afgelegd bij de rechter-commissaris, de verklaring van de oma van de aangeefster over hetgeen de aangeefster aan haar moeder (de overgrootoma van aangeefster) heeft verteld en de verklaring van de huisarts over hetgeen de oma van de aangeefster aan hem heeft medegedeeld in 1998. Het hof overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring dat de verklaringen van de aangeefster naar het oordeel van het hof zeer gedetailleerd zijn en in de kern overeenstemmen. Het hof acht haar verklaringen daarom betrouwbaar. Zij vinden naar het oordeel van het hof voldoende steun in de overige door het hof gebruikte bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de aangeefster – toen pas vijf jaar oud – van het gebeurde (zij het op kinderlijke wijze) onmiddellijk melding heeft gemaakt bij haar overgrootmoeder, die vervolgens haar dochter erbij heeft betrokken, die op haar beurt de huisarts heeft ingelicht. Dat het seksueel misbruik enkel een conclusie is geweest van oma en overgrootmoeder en de verklaring van de aangeefster door hen is ingekleurd, acht het hof niet aannemelijk. De Hoge Raad overweegt vervolgens dat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan zich niet in algemene zin laat beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv lid is voldaan van belang is of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is nader heeft gemotiveerd (ECLI:NL:HR:2010:BM2452). De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat de door de aangeefster gereleveerde feiten en omstandigheden met betrekking tot de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen voldoende steun vinden in de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat de verklaring van de grootmoeder van aangeefster, wat betreft de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde uitsluitend is gebaseerd op hetgeen de aangeefster aan haar overgrootmoeder, heeft medegedeeld, en dat de aantekening in het patiëntendossier volgens de huisarts berust op hetgeen hem is gemeld door mogelijk de oma van de aangeefster.
Noodweer met vuurwapen (SR 2015-0227)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie doodslag is bewezenverklaard, over de verwerping van het beroep op noodweer door het hof. Het hof heeft het verweer van de verdediging dat sprake was van noodweer als volgt verworpen: zakelijk weergegeven, betoogt de raadsman dat het schieten van de verdachte geboden was door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zijn vuurwapen op de verdachte gericht en heeft schoten in zijn richting gelost. Daarentegen kon en mocht de verdachte zich verdedigen. De raadsman is van mening dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof overweegt hieromtrent dat het op basis van de bewijsmiddelen uitgaat van de navolgende en feiten en omstandigheden. Op 5 september zijn bij partycentrum ‘Ons’ te Zoetermeer met een vuurwapen schoten afgevuurd ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Die nacht vond in het partycentrum een feest plaats. Na afloop van het feest ontstond buiten het partycentrum een ruzie, waarbij getuigen, het latere slachtoffer en de verdachte waren betrokken. Het slachtoffer en een getuige keerden zich tegen de verdachte en er werd geschreeuwd. Het slachtoffer was die avond heel boos en agressief. Na deze ruzie is de verdachte, samen met een van de getuigen, naar zijn auto gelopen. Die getuige heeft een vest uit die auto gepakt en hierna is de verdachte terug gelopen en heeft hij bij de auto van een andere betrokkene gestaan. Vervolgens is het slachtoffer in de richting van de verdachte gelopen. Hij ging verbaal tekeer tegen de verdachte en hij had een wapen bij zich. Vervolgens hebben zowel het slachtoffer als de verdachte op elkaar geschoten, waarbij het slachtoffer dodelijk is geraakt. Van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding kan niet worden gesproken, indien degene die zich verdedigt zich aan de (dreigende) aanranding had kunnen en moeten onttrekken. Bij beantwoording van de vraag of aan de verdachte het zogenoemde onttrekkingsvereiste kan worden tegengeworpen, komt het aan op de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die daarbij een rol kunnen spelen, zijn onder meer het al dan niet plotselinge karakter van de aanranding, de plaats waar de aanranding plaatsvond en het gedrag van de verdachte voorafgaand aan de aanranding. Het hof oordeelt dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Hoewel het hof ervan uitgaat dat het slachtoffer op enig moment met een vuurwapen schoten heeft gelost, bestond er naar het oordeel van het hof voor de verdachte de reële mogelijkheid om, nadat het eerdere conflict met slachtoffer was beëindigd, weg te gaan en zich aan verder agressief gedrag van het slachtoffer te onttrekken. Weggaan en aldus een nadere confrontatie voorkomen kon naar ’s hofs oordeel in de gegeven omstandigheden ook van de verdachte worden gevergd. Immers, de agressie van het slachtoffer was kennelijk gericht tegen de verdachte en niet tegen de andere aanwezige personen. De verdachte wist dat ook. De verdachte en getuige hebben op enig moment eerder die nacht aan een betrokkene gevraagd om met het slachtoffer en de andere getuige te praten. Die betrokkene heeft toen ook daadwerkelijk gesproken met laatstgenoemden, maar zij wilden niet naar hem luisteren. Toen had de verdachte, gelet op de toestand van het slachtoffer, zich kunnen en ook moeten realiseren dat de situatie kon escaleren. Dit klemt te meer, nu het hof – anders dan de verdediging heeft betoogd – op grond van de verklaringen van getuigen ervan uitgaat dat de verdachte op enig moment heeft gezien dat het slachtoffer een vuurwapen bij zich had. De verdachte is desondanks naar zijn auto gelopen en is daarna niet vertrokken hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid was, maar hij is teruggelopen in de richting van het partycentrum waar het slachtoffer zich bevond, in het bezit van een vuurwapen, wetende dat het slachtoffer het die avond op hem gemunt had, agressief was en ook een vuurwapen bij zich droeg. De Hoge Raad herhaalt de overweging over noodweer uit ECLI:NL:HR:2009:BM7508 en oordeelt dat het hof het beroep op noodweer heeft verworpen, omdat het naar zijn oordeel voor de verdachte ‘de reële mogelijkheid om, nadat het eerder conflict met het slachtoffer was beëindigd, weg te gaan en zich te onttrekken aan verder agressief gedrag van het slachtoffer’ en ‘weggaan en aldus een nadere confrontatie voorkomen kon naar ’s hofs oordeel in de gegeven omstandigheden ook van de verdachte worden gevergd’. De Hoge Raad oordeelt dat, gelet daarop ’s hof verwerking ontoereikend is gemotiveerd en neemt daarbij in aanmerking dat het hof heeft vastgesteld dat het eerdere conflict met het slachtoffer was beëindigd, dat het slachtoffer zelf – terwijl de verdachte zich eerst naar zijn auto en vervolgens naar de auto van een derde had begeven – in de richting van de verdachte is gelopen, en dat uit ’s hofs vaststellingen niet zonder meer volgt dat de verdachte reeds op het moment dat hij naar zijn auto liep, wist dat het slachtoffer een vuurwapen bij zich droeg. Tegen die achtergrond is het oordeel van het hof dat sprake was van een dreigende aanranding in voornoemde zin waaraan de verdachte zich had moeten onttrekken niet begrijpelijk.
Annotatie
‘Op 22 april jl. wees het Hof Arnhem-Leeuwarden een belangwekkend – maar tot op heden ongepubliceerd – arrest. Slechts via www.bijzonderstrafrecht.nl en volgens dat medium dankzij de advocaten Thom Dieben en Marleen van Beckhoven is het arrest aan de buitenwereld toevertrouwd. Dat moge opvallend worden genoemd en roept herinneringen op aan de tijd dat de rechtspraak haar vonnissen en arresten nog niet via het internet publiceerde. Het belang van het arrest is gelegen in het oordeel dat het hof velde over de rechtmatigheid van het onderzoek aan een rechtmatig in beslag genomen voorwerp......’, zo begint de recente geplaatste annotatie van P.C. Verloop bij ECLI:NL:GHARL:2015:2954, SR-2015-0215, waar ik u graag op attendeer.
SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
SR Talk biedt u de unieke gelegenheid om per kwartaal online te worden bijgepraat over de laatste ontwikkelingen op het gebied van het straf(proces)recht. Graag wijs ik u op de SR Talk-sessie van donderdag 4 juni 2015, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken door prof. Paul Mevis.
Meer informatie en inschrijven
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.
Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Voorbedachte raad in paroxetinemoord toereikend gemotiveerd. 19-05-2015
- Hoge Raad De strafmotivering is, gelet op de in aanmerking genomen factoren, toereikend gemotiveerd. 19-05-2015
- Hoge Raad Ondanks dat het middel terecht klaagt over de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, kan het niet tot cassatie leiden, nu verdachte gezien de hoogte van het bedrag geen rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging. 19-05-2015
- Hoge Raad Slagende unus testis-klacht in zedenzaak. 19-05-2015
- Hoge Raad Ondanks dat het door het hof bewezenverklaarde gewoontewitwassen ontoereikend is gemotiveerd, bestaat voor cassatie onvoldoende grond. Het middel dat klaagt over de last van het hof tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf faalt eveneens. 19-05-2015
- Hoge Raad Het oordeel van de rechtbank, dat zich geen feiten en omstandigheden voordoen die een onderzoek vergen met betrekking tot de vraag of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, is niet onbegrijpelijk. 19-05-2015
- Hoge Raad De verwerping van het hof van het beroep op noodweer is ontoereikend gemotiveerd. 19-05-2015
- Hoge Raad Het oordeel van het hof dat verdachte zich een zodanig feitelijke heerschappij over de goederen heeft verschaft dat sprake is van wegneming in de zin van artikel 310 Sr geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. 19-05-2015
- Hoge Raad De strafmotivering is, gelet op de in aanmerking genomen factoren, toereikend gemotiveerd. 19-05-2015
- Hoge Raad Betrokkene heeft geen belang bij het middel dat klaagt dat het hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gebaseerd op tenlastegelegde feiten waarvan het hof, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad, de betrokkene heeft vrijgesproken. 19-05-2015