Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe SR Update aan.
Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs:
Wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 Sr (SR 2015-0219)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie het tezamen en in vereniging met een persoon wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd houden, is bewezenverklaard, over de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat verdachte samen met een ander de betrokkene van de vrijheid heeft beroofd. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat de raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Kort gezegd, is hiertoe aangevoerd dat de autorit geen wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft opgeleverd, subsidiair dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat hij niet wist wat er te gebeuren stond. Het hof overweegt dat medeverdachte heeft verklaard dat hij samen met verdachte in de auto naar station Duivendrecht is gereden. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij evenals medeverdachte uit de auto is gestapt en station Duivendrecht is binnengelopen. Aangever heeft verklaard dat hij op station Duivendrecht eerst verdachte zag en dat deze naar hem keek. Hij is op station Duivendrecht achter de medeverdachte aangelopen in de richting van de uitgang omdat het hem het beste leek om gewoon mee te lopen. Dat hij best bang was en niet wilde instappen in de auto. Hij is wel ingestapt, omdat hij dacht dat de medeverdachte hem toch wel te pakken zou krijgen als hij weg zou rennen. Dit wordt bevestigd door hetgeen de getuige heeft verklaard over de wijze waarop zij door verdachte en medeverdachte op het station zijn benaderd. Hij heeft namelijk verklaard dat twee jongens naar aangever en hem toekwamen en dat hij kon zien dat de medeverdachte boos was toen hij zei dat zij mee moesten komen. Volgens de getuige zei de medeverdachte dat niet op een normale toon. Bovendien blijkt uit de verklaring van de neef van de verdachte dat aangever wist dat de medeverdachte hem zocht. Op afdrukken van de camerabeelden van station Duivendrecht is te zien dat aangever, de getuige, alsmede verdachte en medeverdachte op 4 november 2010 rond 14.20 uur richting de uitgang van het station lopen. Vervolgens is aangever met de auto van station Duivendrecht vervoerd naar de parkeergarage van het flatgebouw Dennenrode. In de auto zat ook verdachte samen met alle hiervoor genoemde personen. Uit de verklaring van aangever blijkt dat verdachte achter het stuur is gaan zitten en direct naar de parkeergarage Dennenrode is gereden. De getuige en de aangever hebben verklaard dat verdachte, nadat hij in de parkeergarage uit de auto was gestapt, weer terug in de auto is gestapt om de getuige naar buiten te brengen. Verdachte heeft tegen de getuige gezegd dat ‘hij, die getuige, er niets mee te maken had’. Verdachte is daarna teruggekeerd naar de parkeergarage. Ondanks het feit dat medeverdachte alle schuld ten aanzien van een groot deel van de feiten op zich lijkt te willen nemen, is het hof, op grond van deze verklaringen van oordeel dat de medeverdachte zo nauw en volledig heeft samengewerkt met verdachte dat sprake is van medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook staat voor het hof vast dat het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd is gehouden door de omstandigheid dat hij is meegenomen naar een parkeergarage, waar het slachtoffer niet de vrijheid had om weg te gaan. Pas toen de verdachten waren vertrokken, heeft hij zich kunnen aankleden en is hij de garage uitgelopen. Het hof oordeelt derhalve dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. De Hoge Raad overweegt, na vaststelling dat de tenlastelegging uitsluitend op artikel 282 Sr is toegesneden, dat het hof bij de bewezenverklaring voor zover dat betreft het ‘beroven’ van de vrijheid, blijkens de bewezenverklaring en de bewijsvoering kennelijk in het bijzonder van belang geacht het dreigend toevoegen aan aangever van de woorden: ‘Komen jullie twee mee naar beneden’ of ‘Komen jullie mee’ en ‘Stap in de auto’ en het doen plaatsnemen van aangever in de auto. Het hof heeft in dat verband, kort gezegd, vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte overdag op station Duivendrecht op aangever zijn afgelopen en dat de medeverdachte vervolgens op boze toon tegen aangever heeft gezegd dat hij mee moest lopen, waarna zij gezamenlijk naar een auto zijn gelopen. En dat de medeverdachte vervolgens tegen aangever heeft gezegd dat hij moest instappen en de aangever in de auto is gestapt. Aangever was bang, wilde niet in de auto stappen, maar heeft dat toch gedaan omdat hij dacht dat de medeverdachte hem toch wel te pakken zou krijgen als hij weg zou rennen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat de verdachte aldus samen met een ander aangever van zijn vrijheid heeft ‘beroofd’ in de zin van art. 282, eerste lid, Sr, niet toereikend is gemotiveerd. De volgens de bewezenverklaring gebezigde bewoordingen ‘komen jullie twee mee naar beneden’ of ‘komen jullie mee’ en ‘stap in de auto’ zijn immers in het algemeen niet van dien aard dat de aangever in feite van zijn vrijheid – de vrijheid om te gaan en te staan waar hij wilde – werd ‘beroofd’. Het hof heeft niets naders vastgesteld omtrent de context waarin voormelde uitlatingen zijn gedaan.
‘Mishandeling’ artikel 300 Sr (SR 2015-0217)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie medeplegen mishandeling is bewezenverklaard, over de kwalificatie van het bewezenverklaarde door het hof als medeplegen mishandeling. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: ‘zij op 21 augustus 2009 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon te weten aangeefster
- meermalen in het gezicht en tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen; en
- meermalen aan de haren heeft getrokken; en
- meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt terwijl aangeefster op de grond lag, waardoor voornoemde aangeefster letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.’
De Hoge Raad oordeelt na de uitleg van mishandeling in ECLI:NL:HR:2014:2677 aan te halen dat het middel kennelijk op de opvatting berust dat voor de kwalificatie 'mishandeling' is vereist dat in de bewezenverklaring overeenkomstig de tenlastelegging met zoveel woorden tot uitdrukking is gebracht dat het toebrengen van pijn, letsel of onlustgevoelens ‘mishandelend’ of ‘wederrechtelijk’ is geschied. De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat die opvatting niet juist is.
Onderbreking en beperking laatste woord (SR 2015-0222)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie opzettelijk aanwezig hebben van eenheden LSD is bewezenverklaard, dat het hof de verdachte ten onrechte heeft beperkt in zijn laatste woord, als bedoeld in artikel 311, tweede lid, Sv althans dat hetgeen het hof heeft aangevoerd ter beperking van het laatste woord onbegrijpelijk is. In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep volgt dat nadat de verdediging het recht is gegeven het laatst te spreken de verdachte wordt onderbroken door de voorzitter. Hij deelt verdachte mede dat hij hem beperkt in het laatste woord, omdat het niet de bedoeling is dat bij die gelegenheid het pleidooi van de raadsvrouw wordt herhaald. De verdachte verklaart daarop dat hij ook in de eerste aanleg in zijn laatste woord werd beperkt. De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten. De Hoge Raad overweegt dat aan de verdachte ingevolge artikel 311, vierde lid, Sv het recht wordt gelaten het laatst te spreken. Dat betekent dat de verdachte (of bij diens afwezigheid de raadsman) als laatste de gelegenheid krijgt nog aan te voeren wat dienstig kan zijn voor de beoordeling van de zaak. Daarbij mag de rechter evenwel in voorkomende gevallen wanneer hij zulks nodig oordeelt de verdachte of de raadsman erop wijzen dat ter vermijding van herhalingen bespreking van aspecten die reeds bij de behandeling van de zaak aan de orde zijn geweest, achterwege moet blijven en oordeelt dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep de voorzitter van het hof op een gegeven moment de verdachte tijdens zijn laatste woord heeft onderbroken en hem medegedeeld dat hij hem ‘beperkt’ in zijn laatste woord voor zover de verdachte daarbij heeft willen herhalen wat zijn raadsvrouwe in haar pleidooi reeds had aangevoerd, en nadien – nadat de verdachte kennelijk geen verdere opmerkingen meer wenste te maken – het onderzoek heeft gesloten. Daarmee is gelet op de eerdere overweging geen rechtsregel geschonden.
SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
SR Talk biedt u de unieke gelegenheid om per kwartaal online te worden bijgepraat over de laatste ontwikkelingen op het gebied van het straf(proces)recht. Graag wijs ik u op de SR Talk-sessie van donderdag 4 juni 2015, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken door prof. Paul Mevis.
Meer informatie en inschrijven
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar
sr-updates@budh.nl.
Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 Sr moet niet alleen worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn – zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat –, maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. 12-05-2015
- Hoge Raad Verdachte is wegens handelen in strijd met artikel 197 Sr veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof heeft zich er niet van vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen. 12-05-2015
- Hoge Raad Het oordeel van het hof dat verdachte samen met een ander het slachtoffer van zijn vrijheid heeft ‘beroofd’ in de zin van artikel 282 lid 1 Sr is niet toereikend gemotiveerd. 12-05-2015
- Hoge Raad Medeplegen diefstal met braak museum Catharijneconvent Utrecht ontoereikend gemotiveerd. 12-05-2015
- Hoge Raad Afwijzing aanhoudingsverzoek wegens ziekte onterecht, nu niet is onderzocht of het overleggen van medische gegevens in redelijkheid van de verdachte verlangd had kunnen worden. 12-05-2015
- Hoge Raad Herziening ongegrond, geen sprake van een novum. 12-05-2015
- Hoge Raad Beraadslaging naar aanleiding van onderzoek ter terechtzitting. 12-05-2015
- Hoge Raad Onderbreking en beperking van het laatste woord van de verdachte. 12-05-2015
- Hoge Raad Artikel 14 lid 1 Rijkswet op het Nederlanderschap strekt of leidt er niet toe dat het met terugwerkende kracht intrekken van het Nederlanderschap van een veroordeelde tot gevolg heeft dat de ten tijde van de beslissing in een Nederlandse strafzaak tegen de betrokkene bestaande rechtsmacht alsnog, met terugwerkende kracht, vervalt. 12-05-2015
- Hoge Raad Over het niet niet-ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie in de vervolging, omdat het hof niet heeft vastgesteld is dat is voldaan aan het klachtvereiste als bedoeld in artikel 269 Sr, kan niet met vrucht voor het eerst in cassatie worden geklaagd. 12-05-2015