Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
De afgelopen week is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs:
Verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt (SR 2014-0438)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie het telen van hennepplanten en diefstal in vereniging met braak van elektriciteit is bewezenverklaard, dat het hof voor de bewezenverklaring gebruik heeft gemaakt van een schriftelijk bescheid houdende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, zonder dat naar eis der wet te motiveren. Het hof steunt de bewezenverklaring op een proces-verbaal van de politie, houdende een verklaring over het aantreffen van een hennepplantage, een proces-verbaal, houdende het relaas van een man gedaan aan de verbalisant en processen-verbaal, houdende de verklaring van getuigen en verklaringen van de verdachte. Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt het hof dat de getuigen kort na het ontdekken van de hennepkwekerij bij de politie zijn gehoord. Het hof beoordeelt hun verklaringen als authentiek en betrouwbaar, temeer omdat deze worden ondersteund door een verklaring van een anonieme getuige, die heeft verklaard over het kenteken van de verdachte en het naar binnen gaan van de verdachte in de garage. Dat het proces-verbaal van bevindingen ter zake pas op een later moment is opgemaakt, doet hier volgens het hof niet aan af. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter op grond van het ook in hoger beroep toepasselijke artikel 360, eerste en vierde lid, Sv het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid, houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in artikel 344a, derde lid, Sv, op straffe van nietigheid, nader hoort te motiveren. Het hof heeft een proces-verbaal van de politie, houdende de weergave van een verklaring van een onbekend gebleven persoon, voor het bewijs gebezigd. Het hof heeft in strijd met artikel 360, eerste lid, Sv, nagelaten het gebruik van dit bewijsmiddel nader te motiveren.
Aannemen van valse hoedanigheid, internetoplichting (SR 2014-0429)
De verdediging klaagt namens betrokkene, ten aanzien van wie diefstal met bedreiging met geweld en oplichting meermalen gepleegd is bewezenverklaard, dat het hof de oplichting meermalen gepleegd, ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring naast het opsommen van bewijsmiddelen overwogen dat uit de jurisprudentie volgt dat enkel het zich voordoen als betrouwbare contractspartij – wetende dat je niet aan je verplichtingen kunt voldoen – niet valt aan te merken als een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr, door welke hoedanigheid, kunstgrepen en/of verdichtsels de andere partij is bewogen tot diens prestatie, dat verdachte over zijn werkwijze heeft verklaard dat het ging om een ‘foutje’. Dat hij heeft verklaard eerst een telefoontje te hebben verkocht en te hebben geleverd (aan een klant die niet in de tenlastelegging staat genoemd), en toen te hebben ‘ontdekt dat het geld toch wel kwam, ook zonder levering’. Omdat hij het ‘confronterend’ vond om benaderd te worden door reclamerende klanten heeft hij zich bediend van verschillende e-mailadressen. Het hof oordeelt dat verdachte zich jegens de kopers strikt genomen niet heeft bediend van méér oplichtingsmiddelen (valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen, samenweefsel van verdichtsels) dan het enkele zich voordoen als bonafide verkoper (zijnde het oplichtingsmiddel ‘valse hoedanigheid’), teneinde hen te bewegen tot betaling over te gaan. Door zich te bedienen van iets afwijkende namen en verschillende e-mailadressen, heeft verdachte immers niet de afgifte van het geld willen bewerkstelligen, maar enkel de mogelijkheid tot verhaal willen bemoeilijken/onmogelijk maken. Vervolgens overweegt het hof dat desalniettemin het opzettelijk aannemen van de valse hoedanigheid van bonafide verkoper (teneinde klanten tot afgifte van geld te bewegen) én het opzettelijk hanteren van foutieve namen en verschillende e-mailadressen (teneinde verhaal te bemoeilijken/onmogelijk te maken) in zijn geheel als oplichting in de zin van artikel 326 Sr valt aan te merken. De Hoge Raad oordeelt dat het hof met juistheid heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid oplevert in de zin van artikel 326 Sr. Dat het hof voorts heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte in de onderhavige zaak meer omvatten dan het enkele zich voordoen als zo een bonafide verkoper, nu die gedragingen ook inhouden dat de verdachte telkens opzettelijk ‘foutieve namen en verschillende e-mailadressen’ hanteerde met het doel de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot verhaal op de verdachte te bemoeilijken en dat gelet hierop 's hofs overwegingen aldus moeten worden verstaan dat de door de verdachte aangenomen valse hoedanigheid niet louter bestond uit het zich in strijd met de waarheid voordoen als bona fide verkoper, maar tevens uit het als verkoper verstrekken van onbruikbare contactgegevens aan zijn wederpartij. Aldus verstaan geeft het oordeel dat de gedragingen van de verdachte vallen aan te merken als oplichting in de zin van artikel 326 Sr niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk.
Grooming (SR 2014-0432)
De verdediging klaagt namens betrokkene, ten aanzien van wie grooming is bewezenverklaard, dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting als bedoeld in artikel 248e Sr dan wel dat dit oordeel onbegrijpelijk is. De verdediging onderbouwt die klacht met de stelling dat het in artikel 248e Sr voorkomende begrip ‘handeling gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting’ ziet op een uitvoeringshandeling, gericht op het realiseren van een voorgestelde ontmoeting. Het hof heeft ten aanzien van het verweer dat vrijspraak moet volgen omdat, mede gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 248e Sr, voor strafbaarheid in het kader van ‘grooming’ niet alleen sprake moet zijn van een voorstel voor een ontmoeting, maar ook van een uitvoeringshandeling gericht op het realiseren van de ontmoeting, waarvan volgens de verdediging in deze zaak geen sprake is, overwogen dat voor strafbaarheid van 'grooming' ex artikel 248e Sr, volgens de memorie van toelichting, vereist is dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Er dient aldus sprake te zijn van het treffen van concrete voorbereidingen gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting.
Het hof oordeelt dat gelet op de feiten en/of omstandigheden, te weten: dat de gesprekken die verdachte voerde veelal over seksuele onderwerpen gingen in het bijzonder dat hij met haar hoopte te vrijen, dat verdachte bij herhaling bij het slachtoffer heeft aangedrongen op een ontmoeting, dat verdachte er bij het slachtoffer op aangedrongen dat zij een plaats voor de ontmoeting zou noemen en dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden, dat zij van elkaar wisten dat ze in Eindhoven woonden, dat ze elkaars telefoonnummer hadden, dat verdachte wist dat slachtoffer in de wijk Woensel woonde en dat verdachte haar zijn nummer had gegeven in het kader van het concretiseren van een afspraak aan het vereiste van 'een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting' is voldaan, nu verdachte voldoende concrete plaatsen en tijdstippen voor het hebben van ontmoetingen met het slachtoffer heeft voorgesteld en voorts heeft getracht het verwezenlijken van deze afspraak af te dwingen. Dat verdachte alles in het werk heeft gesteld een ontmoeting te realiseren en zijn doel daarbij was het plegen van ontuchtige handelen (gemeenschap) met het slachtoffer en het enkel aan het slachtoffer te danken is dat geen feitelijke ontmoeting heeft plaatsgevonden. Bij dat oordeel heeft het hof gelet op het doel en strekking van artikel 248e Strafrecht, te weten het op adequate wijze bescherming bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben. De Hoge Raad oordeelt na aanhaling van de bepaling van artikel 248e Sr en de wetgeschiedenis daarvan, dat voor strafbaarheid van 'grooming' naast de in artikel 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer is vereist dat de verdachte ‘een ontmoeting voorstelt’, alsmede dat hij ‘enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting’. De cassatie is beperkt tot deze vereisten. De Hoge Raad geeft aan dat het hof zijn oordeel dat is voldaan aan die vereisten, heeft gebaseerd op zijn vaststellingen en dat de genoemde handelingen waren gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Graag wijs ik u op de SR-Talk sessie van donderdag 11 december 2014, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken. De link is te vinden op deze site.
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten.
Elke 6 tot 8 weken de meest actuele rechtspraak (incl. de Hoge Raad van de dinsdag ervoor) in één uur tijd besproken door prof. Paul Mevis, mr. Joost Verbaan of mr. dr. Joost Nan.
Eerstvolgende sessie 11 december: 17 – 18 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)
Nieuw rechtsgebied? Tijdelijke break?
Volg dan on demand de opnames van SR Updates Talk van medio 2013 tot heden.
Meer informatie en inschrijven: SR Updates Talk Live en On Demand
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan sr-updates@budh.nl om uw geanonimiseerde uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.
Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Het hof heeft met juistheid geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren, niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 326 Sr. 11-11-2014
- Hoge Raad Het hof heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op de grond dat, zo met het verwerken binnen zeven dagen van uit ANPR verkregen gegevens voor het achterhalen van verkeersbewegingen van twee specifieke voertuigen al een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, dit niet méér dan een beperkte inbreuk is geweest en de opsporingsambtenaren tot het verwerken van die gegevens bevoegd waren op grond van artikel 1 lid 1, 3 lid 1 en 8 lid 1 Wet politiegegevens. 11-11-2014
- Hoge Raad Uitgaande van de kennelijke uitleg van het hof van de tenlastelegging en gelet op de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, is zijn oordeel dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de in de bewezenverklaring bij naam genoemde personen niet onbegrijpelijk en is het toereikend gemotiveerd. Het oordeel dat het bewezenverklaarde openlijk in vereniging geweld plegen in een zodanig nauw verband staat met de door X aan zijn auto geleden schade dat deze schade rechtstreeks aan hem is toegebracht, geeft evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft ten onrechte beslist dat de schade aan Politie Amsterdam-Amstelland vergoed moet worden en eveneens ten onrechte ter zake daarvan aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, nu het voegingsformulier niet inhoudt dat de politie vergoeding vordert van de door het hof in hoger beroep toegewezen kosten. 11-11-2014
- Hoge Raad Het hof heeft zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat het hof kennelijk heeft geoordeeld dat de gelegenheid voor verdachte om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven, zich in hoger beroep voordeed gedurende het tijdsbestek dat hij de televisie heeft afgekoppeld en weggedragen, hoewel het hof ook heeft vastgesteld dat de steken toegebracht na het wegbrengen van de televisie niet fataal waren. 11-11-2014
- Hoge Raad Gelet op de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden heeft het hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. 11-11-2014
- Hoge Raad Aangezien uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de personenauto wist dat het een door diefstal, in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof, zoals is bewezenverklaard, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. 11-11-2014
- Hoge Raad Blijkens de overweging van het hof heeft het hof opzet van verdachte op het overlijden van slachtoffer in de vorm van voorwaardelijk opzet bewezen geacht. Gelet op de gebezigde bewijsvoering en in het licht van hetgeen namens verdachte is aangevoerd behoeft dat oordeel evenwel nadere motivering. Het hof heeft t.a.v. de onder 1A en 1B bewezenverklaarde feiten toepassing gegeven aan artikel 55 Sr. Dat brengt mee dat, nu o.g.v. hetgeen hiervoor is overwogen de beslissingen van het hof ter zake van het onder 1A tenlastegelegde feit in cassatie geen stand houden, ook de beslissingen van het hof t.a.v. het onder 1B tenlastegelegde feit niet in stand kunnen blijven. Het staat het hof niet vrij bij het bepalen van de straf omstandigheden te betrekken die in eerste aanleg niet aan de orde zijn geweest. Dit brengt mee dat het hof ten onrechte heeft overwogen en beslist dat bij het bepalen van de straf voor de feiten 2 en 3 ten gunste en ten laste van verdachte rekening moet worden gehouden met diverse omstandigheden. 11-11-2014
- Hoge Raad Uitgaande van de kennelijke uitleg van het hof van de tenlastelegging en gelet op de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, is zijn oordeel dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de in de bewezenverklaring bij naam genoemde personen niet onbegrijpelijk en is het toereikend gemotiveerd. Het oordeel dat het bewezenverklaarde openlijk in vereniging geweld plegen in een zodanig nauw verband staat met de door X aan zijn auto geleden schade dat deze schade rechtstreeks aan hem is toegebracht, geeft evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft ten onrechte beslist dat de schade aan Politie Amsterdam-Amstelland vergoed moet worden en eveneens ten onrechte ter zake daarvan aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, nu het voegingsformulier niet inhoudt dat de politie vergoeding vordert van de door het hof in hoger beroep toegewezen kosten. 11-11-2014
- Hoge Raad Uitgaande van de kennelijke uitleg van het hof van de tenlastelegging en gelet op de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, is zijn oordeel dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de in de bewezenverklaring bij naam genoemde personen niet onbegrijpelijk en is het toereikend gemotiveerd. Het oordeel dat het bewezenverklaarde openlijk in vereniging geweld plegen in een zodanig nauw verband staat met de door X aan zijn auto geleden schade dat deze schade rechtstreeks aan hem is toegebracht, geeft evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft ten onrechte beslist dat de schade aan Politie Amsterdam-Amstelland vergoed moet worden en eveneens ten onrechte ter zake daarvan aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, nu het voegingsformulier niet inhoudt dat de politie vergoeding vordert van de door het hof in hoger beroep toegewezen kosten. 11-11-2014
- Hoge Raad Het hof heeft in strijd met artikel 360 lid 1 Sv nagelaten het gebruik van een proces-verbaal van de politie – houdende een weergave van aan de politie verstrekte informatie door een onbekend gebleven persoon – nader te motiveren. Dit leidt ingevolge artikel 360 lid 4 Sv tot nietigheid. 11-11-2014
- Hoge Raad Het hof heeft geoordeeld dat de bedoelde handelingen waren gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 11-11-2014
- Hoge Raad Bij de beslissing op een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak dient de rechter een afweging te maken tussen alle daarbij betrokken belangen. Gelet op hetgeen in onderhavige zaak is vooropgesteld en in aanmerking genomen hetgeen door de raadsman aan zijn verzoek tot aanhouding ten grondslag is gelegd, kunnen de door het Hof genoemde gronden de afwijzing van het verzoek dragen. 11-11-2014
- Hoge Raad Het hof had op grond van de beslissing van de Hoge Raad van 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6764 de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw moeten berechten en afdoen wat betreft het onder 1 tenlastegelegde. Het hof heeft de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad miskend. 11-11-2014
- Hoge Raad Bij het uitreiken van de dagvaarding is de termijn als bedoeld in artikel 413 lid 1 Sv niet in acht genomen. Nu uit geen stukken blijkt dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van verdachte, had het hof het onderzoek ter terechtzitting dienen te schorsen. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet, nadat verstek tegen de niet-verschenen verdachte was verleend. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert. 11-11-2014
- Hoge Raad Gelet op hetgeen door de raadsvrouwe van de belanghebbende is aangevoerd, diende de rechtbank te motiveren waarom zij de ontrekking aan het verkeer van de in beslag genomen auto heeft uitgesproken zonder toepassing te geven aan artikel 33c lid 2 Sr. In zoverre is de bestreden beschikking niet toereikend gemotiveerd. 11-11-2014
- Hoge Raad Het middel klaagt terecht over het oordeel van het hof dat de gedragingen van de verdachte niet als belaging in de zin van artikel 285b Sr kunnen worden gekwalificeerd. 04-11-2014
- Hoge Raad Het middel faalt voor zover het berust op de opvatting dat de rechtbank, niettegenstaande de teruggave van de scooter, het klaagschrift ontvankelijk had moeten achten omdat het klaagschrift mede moet worden opgevat als een beklag in de zin van artikel 116 lid 3 Sv, aangezien die bepaling ziet op een beklag van degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen. 04-11-2014
- Hoge Raad De door verdachte als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding aangevoerde feiten en omstandigheden houden geen verband met het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen, zodat zij geen bijzondere omstandigheden in de zin van genoemd arrest kunnen opleveren. 04-11-2014
- Hoge Raad Er is geen afschrift van de appèldagvaarding verzonden naar het adres van de verdachte. Evenmin heeft het hof ervan blijk gegeven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. 04-11-2014
- Hoge Raad Indien het hof heeft vastgesteld dat aan de opgelegde terugkeerverplichting is voldaan doordat een verdachte daadwerkelijk is teruggekeerd en de verdachte nadien Nederland opnieuw is binnengekomen, behoeft de rechter alvorens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen ter zake van artikel 197 Sr zich niet ervan te vergewissen dat voorafgaand aan die eerdere terugkeer alle stappen van de richtlijn zijn doorlopen. 04-11-2014
- Hoge Raad Verdachte mist een voldoende rechtens te respecteren belang bij zijn klacht in cassatie dat het in hoger beroep herhaalde getuigenverzoek onbegrijpelijk gemotiveerd is afgewezen. 04-11-2014
- Hoge Raad Gelet op de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden geeft het oordeel dat de verdachte in de gegeven omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij deze politiefunctionaris zou beledigen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook niet onbegrijpelijk. 04-11-2014
- Hoge Raad De vijfjaarstermijn uit Richtlijn 2008/115/EG vangt aan op het moment waarop de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten en niet op het moment van de ongewenstverklaring. Voor zover een ongewenstverklaring die is opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Terugkeerrichtlijn of het verstrijken van de uiterste implementatiedatum moet worden gelijkgesteld aan een inreisverbod als bedoeld in artikel 3 onder 6 van de richtlijn, is ook die ongewenstverklaring vanaf het verstrijken van die datum in beginsel gebonden aan de maximale duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 11 lid 2 van de richtlijn, die wordt berekend met ingang van de datum waarop de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. 04-11-2014
- Hoge Raad De rechtbank, die zich niet heeft uitgelaten over de vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, heeft blijkens haar overwegingen haar beslissing ontoereikend gemotiveerd. 04-11-2014
- Hoge Raad Bij de bestreden beschikking is het klaagschrift van klager gegrond verklaard. Tegen die beschikking staat voor [A] op grond van artikel 552d lid 2 Sv geen cassatieberoep open. Om die reden wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. 04-11-2014
- Hoge Raad De aanvraag tot herziening wordt afgewezen, nu er geen sprake is van een novum als bedoeld in artikel 457 lid 1 aanhef en onder c Sv. 04-11-2014