Naar boven ↑

Update

Nummer 36, 2014
Uitspraken van 07-11-2014 tot 14-11-2014
Redactie: prof. mr. J.S. Nan en mr. C.L. van der Vis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
De afgelopen week is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs:

Verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt (SR 2014-0438)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie het telen van hennepplanten en diefstal in vereniging met braak van elektriciteit is bewezenverklaard, dat het hof voor de bewezenverklaring gebruik heeft gemaakt van een schriftelijk bescheid houdende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, zonder dat naar eis der wet te motiveren. Het hof steunt de bewezenverklaring op een proces-verbaal van de politie, houdende een verklaring over het aantreffen van een hennepplantage, een proces-verbaal, houdende het relaas van een man gedaan aan de verbalisant en processen-verbaal, houdende de verklaring van getuigen en verklaringen van de verdachte. Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt het hof dat de getuigen kort na het ontdekken van de hennepkwekerij bij de politie zijn gehoord. Het hof beoordeelt hun verklaringen als authentiek en betrouwbaar, temeer omdat deze worden ondersteund door een verklaring van een anonieme getuige, die heeft verklaard over het kenteken van de verdachte en het naar binnen gaan van de verdachte in de garage. Dat het proces-verbaal van bevindingen ter zake pas op een later moment is opgemaakt, doet hier volgens het hof niet aan af. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter op grond van het ook in hoger beroep toepasselijke artikel 360, eerste en vierde lid, Sv het gebruik voor het bewijs van een schriftelijk bescheid, houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in artikel 344a, derde lid, Sv, op straffe van nietigheid, nader hoort te motiveren. Het hof heeft een proces-verbaal van de politie, houdende de weergave van een verklaring van een onbekend gebleven persoon, voor het bewijs gebezigd. Het hof heeft in strijd met artikel 360, eerste lid, Sv, nagelaten het gebruik van dit bewijsmiddel nader te motiveren. 

Aannemen van valse hoedanigheid, internetoplichting (SR 2014-0429)
De verdediging klaagt namens betrokkene, ten aanzien van wie diefstal met bedreiging met geweld en oplichting meermalen gepleegd is bewezenverklaard, dat het hof de oplichting meermalen gepleegd, ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring naast het opsommen van bewijsmiddelen overwogen dat uit de jurisprudentie volgt dat enkel het zich voordoen als betrouwbare contractspartij – wetende dat je niet aan je verplichtingen kunt voldoen – niet valt aan te merken als een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr, door welke hoedanigheid, kunstgrepen en/of verdichtsels de andere partij is bewogen tot diens prestatie, dat verdachte over zijn werkwijze heeft verklaard dat het ging om een ‘foutje’. Dat hij heeft verklaard eerst een telefoontje te hebben verkocht en te hebben geleverd (aan een klant die niet in de tenlastelegging staat genoemd), en toen te hebben ‘ontdekt dat het geld toch wel kwam, ook zonder levering’. Omdat hij het ‘confronterend’ vond om benaderd te worden door reclamerende klanten heeft hij zich bediend van verschillende e-mailadressen. Het hof oordeelt dat verdachte zich jegens de kopers strikt genomen niet heeft bediend van méér oplichtingsmiddelen (valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen, samenweefsel van verdichtsels) dan het enkele zich voordoen als bonafide verkoper (zijnde het oplichtingsmiddel ‘valse hoedanigheid’), teneinde hen te bewegen tot betaling over te gaan. Door zich te bedienen van iets afwijkende namen en verschillende e-mailadressen, heeft verdachte immers niet de afgifte van het geld willen bewerkstelligen, maar enkel de mogelijkheid tot verhaal willen bemoeilijken/onmogelijk maken. Vervolgens overweegt het hof dat desalniettemin het opzettelijk aannemen van de valse hoedanigheid van bonafide verkoper (teneinde klanten tot afgifte van geld te bewegen) én het opzettelijk hanteren van foutieve namen en verschillende e-mailadressen (teneinde verhaal te bemoeilijken/onmogelijk te maken) in zijn geheel als oplichting in de zin van artikel 326 Sr valt aan te merken. De Hoge Raad oordeelt dat het hof met juistheid heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid oplevert in de zin van artikel 326 Sr. Dat het hof voorts heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte in de onderhavige zaak meer omvatten dan het enkele zich voordoen als zo een bonafide verkoper, nu die gedragingen ook inhouden dat de verdachte telkens opzettelijk ‘foutieve namen en verschillende e-mailadressen’ hanteerde met het doel de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot verhaal op de verdachte te bemoeilijken en dat gelet hierop 's hofs overwegingen aldus moeten worden verstaan dat de door de verdachte aangenomen valse hoedanigheid niet louter bestond uit het zich in strijd met de waarheid voordoen als bona fide verkoper, maar tevens uit het als verkoper verstrekken van onbruikbare contactgegevens aan zijn wederpartij. Aldus verstaan geeft het oordeel dat de gedragingen van de verdachte vallen aan te merken als oplichting in de zin van artikel 326 Sr niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk. 

Grooming (SR 2014-0432)
De verdediging klaagt namens betrokkene, ten aanzien van wie grooming is bewezenverklaard, dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting als bedoeld in artikel 248e Sr dan wel dat dit oordeel onbegrijpelijk is. De verdediging onderbouwt die klacht met de stelling dat het in artikel 248e Sr voorkomende begrip ‘handeling gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting’ ziet op een uitvoeringshandeling, gericht op het realiseren van een voorgestelde ontmoeting. Het hof heeft ten aanzien van het verweer dat vrijspraak moet volgen omdat, mede gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 248e Sr, voor strafbaarheid in het kader van ‘grooming’ niet alleen sprake moet zijn van een voorstel voor een ontmoeting, maar ook van een uitvoeringshandeling gericht op het realiseren van de ontmoeting, waarvan volgens de verdediging in deze zaak geen sprake is, overwogen dat voor strafbaarheid van 'grooming' ex artikel 248e Sr, volgens de memorie van toelichting, vereist is dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Er dient aldus sprake te zijn van het treffen van concrete voorbereidingen gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting. 

Het hof oordeelt dat gelet op de feiten en/of omstandigheden, te weten: dat de gesprekken die verdachte voerde veelal over seksuele onderwerpen gingen in het bijzonder dat hij met haar hoopte te vrijen, dat verdachte bij herhaling bij het slachtoffer heeft aangedrongen op een ontmoeting, dat verdachte er bij het slachtoffer op aangedrongen dat zij een plaats voor de ontmoeting zou noemen en dat de ontmoetingen snel zouden plaatsvinden, dat zij van elkaar wisten dat ze in Eindhoven woonden, dat ze elkaars telefoonnummer hadden, dat verdachte wist dat slachtoffer in de wijk Woensel woonde en dat verdachte haar zijn nummer had gegeven in het kader van het concretiseren van een afspraak aan het vereiste van 'een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting' is voldaan, nu verdachte voldoende concrete plaatsen en tijdstippen voor het hebben van ontmoetingen met het slachtoffer heeft voorgesteld en voorts heeft getracht het verwezenlijken van deze afspraak af te dwingen. Dat verdachte alles in het werk heeft gesteld een ontmoeting te realiseren en zijn doel daarbij was het plegen van ontuchtige handelen (gemeenschap) met het slachtoffer en het enkel aan het slachtoffer te danken is dat geen feitelijke ontmoeting heeft plaatsgevonden. Bij dat oordeel heeft het hof gelet op het doel en strekking van artikel 248e Strafrecht, te weten het op adequate wijze bescherming bieden aan minderjarigen tegen bedoelingen van pedoseksuelen om daadwerkelijk een situatie te creëren waarin zij seksueel contact met die minderjarigen kunnen hebben. De Hoge Raad oordeelt na aanhaling van de bepaling van artikel 248e Sr en de wetgeschiedenis daarvan, dat voor strafbaarheid van 'grooming' naast de in artikel 248e Sr genoemde overige vereisten onder meer is vereist dat de verdachte ‘een ontmoeting voorstelt’, alsmede dat hij ‘enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting’. De cassatie is beperkt tot deze vereisten. De Hoge Raad geeft aan dat het hof zijn oordeel dat is voldaan aan die vereisten, heeft gebaseerd op zijn vaststellingen en dat de genoemde handelingen waren gericht op het verwezenlijken van de voorgestelde ontmoeting. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

SR Updates Talk | Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Graag wijs ik u op de SR-Talk sessie van donderdag 11 december 2014, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken. De link is te vinden op deze site.

Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten.
Elke 6 tot 8 weken de meest actuele rechtspraak (incl. de Hoge Raad van de dinsdag ervoor) in één uur tijd besproken door prof. Paul Mevis, mr. Joost Verbaan of mr. dr. Joost Nan.
Eerstvolgende sessie 11 december: 17 – 18 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)

Nieuw rechtsgebied? Tijdelijke break?
Volg dan on demand de opnames van SR Updates Talk van medio 2013 tot heden.
Meer informatie en inschrijven: SR Updates Talk Live en On Demand

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan sr-updates@budh.nl om uw geanonimiseerde uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.

Veel leesplezier.

Met vriendelijke groet,

J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates

Hoge Raad