Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2014
Uitspraken van 02-06-2014 tot 06-06-2014
Redactie: prof. mr. J.S. Nan en mr. C.L. van der Vis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs.

Bewijsklacht medeplegen (SR 2014-0249)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie diefstal met braak in vereniging bewezenverklaard is, dat de bewezenverklaring door het hof niet uit de bewijsvoering kan volgen. Het hof steunt de bewezenverklaring onder meer op de volgende bewijsmiddelen: verklaring van verdachte op de zitting, verklaring van de verdachte bij politie afgelegd, verklaring van getuige, en verscheidene bevindingen van de verbalisanten. Het hof overweegt daarbij dat verdachte heeft erkend dat hij de auto heeft bestuurd en dat verdachtes verklaring dat hij op de bijrijderstoel is gaan zitten om naar muziek te luisteren, dat hij pas achter het stuur heeft plaatsgenomen nadat de medeverdachte achter in de auto was gestapt en dat de motor van de auto op dat moment niet draaide, dan ook niet aannemelijk wordt geacht en oordeelt dat in samenhang met de in de bewijsmiddelen vermelde feiten en omstandigheden gedraging van verdachte, te weten: het plaatsnemen achter het stuur, het draaiend houden van de motor, het onmiddellijk met hoge snelheid wegrijden op het moment dat de medeverdachte achter in de auto springt, naar uiterlijke verschijningsvorm is aan te merken als het door de verdachte faciliteren van de vluchtmogelijkheid bij die inbraak. Het kan niet anders zijn dan dat hierover van te voren door de verdachte en zijn medeverdachten afspraken zijn gemaakt. Door aldus te handelen heeft verdachte een zodanig significante bijdrage geleverd dat sprake is van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders welke gericht was op het plegen van de woninginbraak. De Hoge Raad oordeelt anders dan het hof dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte ‘een zodanig significante bijdrage’ heeft geleverd dat van zo’n samenwerking sprake is.

Persoonlijke omstandigheden (SR 2014-0251)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf is bewezenverklaard, over de kwalificatie van die bewezenverklaring door het hof. Ten aanzien van het bewezenverklaarde heeft het hof overwogen dat gelet op het eerder overwogene, in onderlinge samenhang en verband bezien met de weergegeven feiten en omstandigheden alsmede de overige bewijsmiddelen in het dossier, het van oordeel is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het telen en/of verwerken en/of bewerken van grote hoeveelheden hennepplanten op verscheidene locaties te Berghem. Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld bij deze activiteiten, zoals blijkt uit de tapgesprekken en de verklaringen van de getuigen en medeverdachten, de frequentie van de werkzaamheden en het aantal hennepkwekerijen waarbij verdachte betrokken is geweest, oordeelt het hof dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met medeverdachte heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De Hoge Raad oordeelt dat het middel de klacht bevat dat het hof ten onrechte artikel 11, lid 3, Opiumwet heeft toegepast, nu het niet de verdachte, maar zijn medeverdachte is geweest die in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gehandeld. Dat berust op de opvatting dat die bepaling als een persoonlijk werkende strafverhogende omstandigheid in de zin van artikel 50 Strafrecht moet worden aangemerkt. Die opvatting is, blijkens de wetsgeschiedenis, onjuist. Daarnaast klaagt het middel over het ten onrechte kwalificeren als ‘medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’. De klacht is terecht voorgesteld.

Opgave bewijsmiddelen (SR 2014-0255)
De klacht van de verdediging richt zich op de ontoereikende motivering van de bewezenverklaring van medeplegen flessentrekkerij en deelname aan een criminele organisatie. De Hoge Raad oordeelt dat voor zover het middel steunt op de stelling dat uit de enkele omstandigheid dat de bewezenverklaring niet (volledig) steunt op een opgave van bewijsmiddelen maar op een of meer – uitgewerkte – bewijsmiddelen, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijkens het arrest van het hof, moet worden afgeleid dat geen sprake is van een zogenoemde bekennende verdachte, bedoeld artikel 359 lid 3 Sv, tweede volzin, faalt het. Die stelling vindt namelijk geen steun in het recht. Verder oordeelt de Hoge Raad dat wat betreft het onder 1 in de zaken 1 en 2 bewezenverklaarde het middel evenwel terecht klaagt dat het kennelijke oordeel van het hof dat verdachte deze feiten heeft bekend, onbegrijpelijk is. Noch in het bestreden arrest, noch in het daarbij bevestigde vonnis van de Politierechter wordt het wettig bewijsmiddel aangeduid waaraan een mogelijk bekennende verklaring van de verdachte is ontleend, zodat het hof wat betreft de zaken 1 en 2 niet kon volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Dat oordeel geldt ook voor het oordeel betreffende feit 2, dat gedurende de in de tenlastelegging vermelde periode sprake was van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Dat oordeel heeft het hof doen steunen op ‘de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting’ en aldus miskend dat indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, de rechter die zich aldus – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden dient aan te duiden, en (b) het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.

SR Talk Sessie
Graag wijs ik u op de SR-Talk sessie van donderdag 3 juli 2014, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken. Klik hier voor meer informatie.

Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten. In één uur tijd en op hoog niveau wordt u door prof. Paul Mevis, dr. Joost Nan of mr. Joost Verbaan bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 3-7, 4-9, 30-10, 11-12
Tijd: 17:00 tot 18:00 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven: www.lawatweb.nl

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen

Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.

Veel leesplezier.

Met vriendelijke groet,

J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates

Hoge Raad