Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2014
Uitspraken van 12-04-2014 tot 18-04-2014
Redactie: prof. mr. J.S. Nan en mr. C.L. van der Vis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs.

Geen bewijsuitsluiting stemherkenning verdachte naar aanleiding van met de ‘Salduz-regeling’ strijdig verhoor (SR 2014-0184)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie henneptransport in vereniging bewezen is verklaard, dat het hof niet is overgegaan tot de in artikel, 359a eerste lid, onder b, Sv neergelegde mogelijkheid tot bewijsuitsluiting van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van identiteit en stemherkenning, houdende de herkenning van de gespreksdeelnemer als zijnde dezelfde stem als de verhoorde verdachte. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het verhoor waarin de stem van verdachte is gehoord, strijdig was met de Salduz-jurisprudentie. Het hof overwoog dat de waarneming is gedaan tijdens een met de Salduz-jurisprudentie strijdig verhoor, maar dat dit niet tot gevolg moet hebben dat de stemherkenning voor het bewijs dient te worden uitgesloten. Met uitsluiting van de verklaring voor het bewijs wordt gedoeld op de inhoud van de door verdachte afgelegde verklaring. Uitsluiting raakt de verdere opsporing niet. De Hoge Raad oordeelt dat de overwegingen van het hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Zie ook: SR 2014-0186.

Beperking verdachte in verdediging in het kader van de handhaving van de orde op de terechtzitting (SR 2014-0183)
De verdediging klaagt dat verdachte, ten aanzien van wie opzettelijk belediging is bewezenverklaard, door het hof op ontoelaatbare wijze in het voeren van zijn verdediging is beperkt. De voorzitter van het hof heeft verdachte het woord gegeven na voordracht van de vordering door de advocaat-generaal, en daarbij aangegeven dat verdachte zich dient te beperken tot een betoog dat ziet op de zaak. Verdachte voert het woord: ‘Eén van de daders heeft mij als dader aangewezen en ik word vervolgd. Waarom sta ik hier en niet u? Van een slachtoffer wordt een dader gemaakt. Wij zijn allemaal geconditioneerd. Wij zijn elk een eigen entiteit. Ik ook, u heeft met mijn cortex te maken.’
De voorzitter geeft te kennen dat verdachte ter zake dient te komen en geen betoog dient te houden over zijn cortex. Daarop verklaart verdachte, zakelijk weergegeven:
‘Ik kan mij niet anders verdedigen dan door dit betoog te houden. Het klopt wat ik heb geschreven. Dit is een politiek proces, dat onderdeel uitmaakt van koehandel. Artikel 147 Sr staat op de nominatielijst om op de schroothoop te belanden. Artikel 137 Sr is door Wilders als achterlijk gekwalificeerd. Artikel 266 Sr laat uitdrukkelijk het kwalificeren van functionarissen in zijn/haar ambt open. Ik ben niet strafbaar. Ik kan mij niet adequaat verdedigen. Ik spreek verder over mijn cortex.’
De voorzitter geeft nogmaals te kennen dat verdachte zijn pleidooi dient te beperken tot het tenlastegelegde en niet over zijn cortex. Verdachte verklaart daarop dat hij zich voelt alsof hem het zwijgen is opgelegd. Verdachte krijgt het laatste woord. De Hoge Raad oordeelt over de klacht dat de voorzitter een beslissing heeft genomen ten behoeve van de orde op de terechtzitting. Daartegen staat geen cassatie open.

Toewijzing vordering benadeelde partij aan erfgenaam (SR 2014-0185)

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie bewezen is verklaard dat hij diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd, dat het hof ten onrechte de vordering van de benadeelde partij aan haar erfgenaam heeft toegewezen. Het hof stelt vast dat voorafgaand aan het overlijden een schadevergoeding van € 2.500 immateriële schade is toegewezen. Uit de akte van overlijden volgt dat de moeder de erfgename is. Het hof oordeelde dat ingevolge artikel 6:106, tweede lid, BW de vordering onder algemene titel overgaat op haar erfgenaam en wijst de vordering van vergoeding van immateriële schade aan haar erfgenaam toe. De Hoge Raad oordeelt dat het strafgeding niet voorziet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van benadeelde partij de erfgenaam zich voegt in het geding en diens (proces)positie overneemt. Ook in het geval de benadeelde partij, gevoegd op grond van artikel 51f, eerste lid, Sv is overleden dient de rechter ingevolge artikel 361, vierde lid, Sv te beslissen op diens vordering (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BL9105). Het hof had die vordering niet mogen aanmerken als een vordering van haar erfgenaam en niet op die vordering mogen beslissen. Nu het hof geoordeeld heeft dat gevorderde immateriële schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, had het die vordering moeten toewijzen aan benadeelde partij (wiens vordering vatbaar is voor overgang onder algemene titel op de erfgenaam op grond van artikel 6:106, tweede lid, BW). De Hoge Raad doet wat hof had behoren te doen.

SR Talk Sessie
Graag wijs ik u op de SR-Talk sessie van donderdag 5 juni 2014, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken. Klik hier voor meer informatie.

Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten. In één uur tijd en op hoog niveau wordt u door prof. Paul Mevis, dr. Joost Nan of mr. Joost Verbaan bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 5-6, 3-7, 4-9, 30-10, 11-12
Tijd: 17:00 tot 18:00 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven: www.lawatweb.nl

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.

Veel leesplezier.

Met vriendelijke groet,

J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates

Hoge Raad