Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2014
Uitspraken van 15-03-2014 tot 20-03-2014
Redactie: prof. mr. J.S. Nan en mr. C.L. van der Vis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
De afgelopen weken is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs.

Goudsnip-zaken: informanten en het tallon-criterium (SR 2014-0127)

De onderhavige zaak is de zesde in de reeks van de zogenoemde ‘Goudsnip-zaken’. In deze zaken ging het om zes personen die verdacht werden van bezit, transport en handelen in vals geld. Een door de CIE gerunde informant had diverse malen bij een van de verdachten geïnformeerd hoe hij aan vals geld kon komen. Die verdachte heeft vervolgens de medeverdachten benaderd. De doorgespeelde informatie van de CIE-informant over een op handen zijnde valsgeldtransactie was aanleiding voor aanhouding van de verdachten. In de andere zaken is door de Hoge Raad reeds in 2010 en 2011 uitspraak gedaan. In alle zaken, waaronder de onderhavige, heeft het hof het OM niet-ontvankelijk verklaard. Het hof is van oordeel dat er sprake is van een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte waardoor tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling, vanwege de omstandigheden dat:
(1) tegen betaling een CIE-informant was ingezet die betrokken was bij de overdracht van vals geld;
(2) verdachte door hem is uitgelokt tot het plegen van strafbare feiten;
(3) de CIE e.e.a. onvoldoende heeft onderzocht, en;
(4) het OM onvoldoende controle heeft uitgeoefend op de aangewende opsporingsmethoden.
In vijf van de zes zaken vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het hof niet heeft vastgesteld dat de verdachte door een opsporingsambtenaar dan wel een persoon voor wiens handelen de politie of het OM verantwoordelijk is, is gebracht tot het begaan van de strafbare feiten waarvoor hij wordt vervolgd. Tevens merkt de Hoge Raad op dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid niet is bedoeld om de ernst van de situatie te willen laten doordringen bij het OM en de CIE. In de onderhavige zaak is sprake van dezelfde problematiek en ook hier behield het OM zijn vervolgingsrecht. Enkel in de zaak van 29 juni 2010, NJ 2010, 440 m.nt. Schalken, bleef de niet-ontvankelijkheid van het OM in stand. Het betrof hier de verdachte die direct door de CIE-informant was benaderd. Op grond van, voornamelijk, twee argumenten (veronachtzaming van het individuele belang van de verdachte en van het publieke belang inzake handhaving van een integere overheid) werd het OM zijn vervolgingsrecht in deze zaak wel ontzegd. De onderhavige zaak van 18 maart 2014 geeft geen ander licht op deze zaken of een andere uitleg over het inzetten van informanten en/of schending van het tallon-criterium.

Cassatie in het belang der wet, uitleg inzake overleveringswet (SR 2014-0128)
Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat artikel 6, vijfde lid, van de Overleveringswet (hierna: OLW) buiten toepassing moet blijven voor zover daarin de voorwaarde van rechtsmacht wordt gesteld. De rechtbank heeft de overlevering van de in casu opgeëiste persoon aan Polen geweigerd en daartoe overwogen dat tussen Nederland en de uitvaardigende lidstaat niet een verdrag als bedoeld in artikel 6 lid 3 OLW van kracht is op grond waarvan Nederland de tenuitvoerlegging van het vonnis kan overnemen. Dat brengt mee dat - anders dan zou gelden wanneer de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit zou hebben - het niet mogelijk is de door de Poolse rechter aan de opgeëiste persoon opgelegde gevangenisstraf overeenkomstig artikel 6 lid 2 en 6 lid 3 OLW in Nederland ten uitvoer te leggen. Dit, in samenhang met de omstandigheid dat in geval van niet-overlevering aan Polen de opgeëiste persoon niet alsnog in Nederland kan worden vervolgd voor het misdrijf waarvoor hij in Polen is veroordeeld, terwijl een Nederlander in een dergelijk geval op grond van artikel 5 Wetboek van Strafrecht wel alsnog hier te lande vervolgd kan worden. Het middel slaagt. In het onderhavige geval is een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de door de rechtbank aangenomen ongelijke behandeling.

Hoofdelijke aansprakelijkheid betalingsverplichting, sanctierecht (SR 2014-0129 & SR 2014-0130)
Het tweede middel klaagt dat het hof ten onrechte heeft bepaald dat de betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de gezamenlijke betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, althans dat het hof die beslissing niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed. Het zevende lid van artikel 36e Wetboek van Strafrecht is in 2011 gewijzigd. Bij het opleggen van een verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 36e, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafrecht, kan de rechter ingevolge het zevende lid van dat artikel, indien het gaat om strafbare feiten die door twee of meer personen zijn gepleegd en die personen voor die feiten zijn veroordeeld, bepalen dat deze hoofdelijk dan wel voor een door hem te bepalen deel aansprakelijk zijn voor de gezamenlijke betalingsverplichting. Artikel 36e, zevende lid, Wetboek van Strafrecht houdt in zoverre een wijziging in van wetgeving ten aanzien van de toepasselijke regels van sanctierecht. In een dergelijk geval dient door de rechter op grond van artikel 1, tweede lid, Wetboek van Strafrecht bij verandering van wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, de voor de betrokkene gunstigste bepalingen te worden toegepast. Het hof heeft geoordeeld dat ‘deze wetsbepaling niet valt onder artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht nu het geen materiële (extra) sanctie betreft maar louter een executiemodaliteit en derhalve direct toegepast kan worden’. Het middel klaagt daarover terecht.

Herstelmogelijkheid maatstaf afwijzen getuigen (SR 2014-0131)
Het middel klaagt blijkens de toelichting over de door het hof bij tussenarrest gegeven beslissing tot afwijzing van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van bepaalde getuigen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof bij de afwijzing een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. Niet het noodzakelijkheidscriterium van artikel 315 Wetboek van Strafvordering, maar de gronden zoals opgenomen in artikel 288, eerste lid, Wetboek van Strafvordering hadden als voorziene maatstaf gehanteerd moeten worden. Opmerking verdient dat wanneer gedurende een eerdere terechtzitting of bij tussenarrest een verzoek van een procespartij is afgewezen en de rechter nadien constateert dat aan die afwijzing een gebrek kleeft ten aanzien van bijvoorbeeld de daarin gehanteerde beoordelingsmaatstaf, de rechter dit gebrek zal kunnen herstellen door op de latere terechtzitting het verzoek ambtshalve opnieuw aan de orde te stellen en - indien de desbetreffende procespartij het verzoek handhaaft - daarover opnieuw te beslissen aan de hand van de ten tijde van die eerdere terechtzitting geldende beoordelingsmaatstaf doch met inachtneming van alle gegevens die hem ten tijde van het nemen van zijn beslissing bekend zijn. Met deze herstelmogelijkheid wordt de kwaliteit van de gedingvoering bevorderd en wordt ook voorkomen dat een strafzaak wordt behandeld en afgerond, terwijl ten tijde van die behandeling en afronding reeds vaststaat dat een eerder in die zaak gegeven beslissing lijdt aan een gebrek dat grond zou kunnen bieden aan bijvoorbeeld een cassatieklacht. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2056.

SR Talk Sessie
Graag wijs ik u op de SR-Talk sessie van 17 april 2014, waarin de actuele jurisprudentie wordt besproken. Klik hier voor meer informatie.

Weinig tijd maar toch up to date blijven?

Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten. In één uur tijd en op hoog niveau wordt u door prof. Paul Mevis, dr. Joost Nan of mr. Joost Verbaan bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 17-4, 5-6, 3-7, 4-9, 30-10, 11-12
Tijd: 17:00 tot 18:00 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven: www.lawatweb.nl

Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.

Veel leesplezier.

Met vriendelijke groet,

B.A. Salverda
Redacteur SR Updates

Hoge Raad