Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
De afgelopen week is een drietal zaken verschenen waarop ik u graag wijs.
Levensgezel als bedoeld in artikel 304 Sr (SR 2013-0418)
De verdachte ten aanzien van wie door het hof is bewezenverklaard dat hij opzettelijk een persoon zijnde een levensgezel heeft mishandeld, klaagt erover dat ontoereikend gemotiveerd bewezenverklaard is. De toelichting bij de nota van wijziging behorend bij Wet van 22 december 2005, Stb. 2006, 11 houdt onder meer in:
‘Met het begrip «levensgezel» wordt aangesloten bij de algemene aanwijzingen voor de regelgeving (AR 72a), waarin dit begrip is aangewezen voor twee meerderjarigen die, anders dan als elkaars echtgenoot, met elkaar een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden. De volgende aspecten zijn bij de beoordeling of sprake is van levensgezel van belang:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
In het begrip «levensgezel» is evenwel de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid doorslaggevend. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.’
(Kamerstukken II, 2002/03, 28484, nr. 5, p. 5)
De gebezigde bewijsmiddelen houden onvoldoende in omtrent de in voormelde toelichting bedoelde aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en aangeefster.
Risico-aansprakelijkheid opnemen in de motivering maakt het oordeel onbegrijpelijk. (SR 2013-0412)
Het hof heeft de bewezenverklaring van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel onder meer gemotiveerd met de overweging dat uit het feit dat verdachte het slachtoffer in zijn gezicht heeft geslagen met een hand waarin hij een glas had, volgt dat bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Op zichzelf getuigt dat oordeel niet van een onjuiste rechtsopvatting. De overweging dat het voor risico van de verdachte komt dat hij er mogelijk niet aan heeft gedacht dat hij een glas in zijn hand had toen hij het slachtoffer sloeg, levert echter een onbegrijpelijke motivering op. Die overweging kan immers niet bijdragen aan de beslissing dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, voor zover het hof tot uitdrukking heeft willen brengen dat de verdachte zich bewust had dienen te zijn van het glas in zijn hand.
Daarnaast geldt dat de mogelijkheid wordt opengelaten dat de verdachte zich in het geheel niet ervan bewust was dat hij een glas in zijn hand had toen hij het slachtoffer sloeg voor zover het hof daarmee tot uitdrukking heeft willen brengen dat in het midden kan blijven of de verdachte zich bewust was van het glas in zijn hand.
Economische zaak. Valsheid in geschrift kon uit inhoud van bewijsmiddel in onderling verband en samenhang worden beschouwd (SR 2013-0416)
De verdediging klaagt over de motivering van het door het hof bewezenverklaarde opzettelijk valselijk opmaken van geschriften, zijnde geschriften om tot bewijs van enig feit te dienen. De bewezenverklaring zou steunen op slechts een gedeelte van het RPS-rapport en niet het gehele rapport. Daarnaast klaagt de verdediging dat het hof niet mocht afgaan op mededelingen van werknemers dat golfplaten die na de vrijgave zijn verwijderd asbesthoudend waren. De Hoge Raad herhaalt als overweging dat het aan de rechter is voorbehouden om, binnen de wet getrokken grenzen, datgene voor het bewijs te bezigen wat hij uit oogpunt van betrouwbaarheid dienstig voorkomt om tot het bewijs te bezig en terzijde te stellen wat hij niet van waarde acht. De selectie en waardering van het hem dienstige bewijs behoeft, behoudens bijzondere gevallen, niet te worden gemotiveerd.
Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, inclusief PO-punten. In één uur tijd en op hoog niveau wordt u door prof. Hans de Doelder of mr. Joost Verbaan bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Datum: 12 december 2013
Tijd: 17:00 tot 18:00 uur
Kosten: € 69 excl. btw (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven: www.lawatweb.nl
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.
Met vriendelijke groet,
J.H. J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Het oordeel van het hof dat uit het feit dat verdachte het slachtoffer in zijn gezicht heeft geslagen met een hand waarin hij een glas had volgt dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, getuigt op zichzelf niet van een onjuiste rechtsopvatting. Door de daarop volgende overweging van het hof dat het voor risico van verdachte komt dat hij er mogelijk niet aan heeft gedacht dat hij een glas in zijn hand had toen hij het slachtoffer sloeg, wordt dat oordeel echter onbegrijpelijk gemotiveerd. 29-10-2013
- Hoge Raad De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af. Naar de kern genomen wordt in de aanvraag aangevoerd dat de aanvrager ten tijde van het afleggen van zijn bekennende verklaring tegenover de politie in een psychose verkeerde omdat hij last had van ‘stemmen in zijn hoofd’ en dat daarom deze verklaring niet op waarheid berust en dus niet voor het bewijs had mogen worden gebezigd. Het aangevoerde kan niet tot herziening leiden omdat het onvoldoende is onderbouwd. 29-10-2013
- Hoge Raad Het oordeel dat X als ‘levensgezel’ in de zin van artikel 304 Sr kan worden aangemerkt is, in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen onvoldoende inhouden omtrent de in nota van wijziging bedoelde aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en de aangeefster, niet naar de eis der wet met redenen omkleed. 29-10-2013
- Hoge Raad Falende bewijsklacht valsheid in geschrift. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, heeft het hof kunnen afleiden dat in het logboek in strijd met de waarheid minder asbesturen waren geregistreerd dan in werkelijkheid waren gewerkt. 29-10-2013
- Hoge Raad Het UJD betreffende verdachte biedt geen steun aan ’s hofs vaststelling ‘dat verdachte in 2009 nog een transactie voor rijden onder invloed van alcohol [heeft] betaald’, zodat deze vaststelling niet zonder meer begrijpelijk is. De strafmotivering is evenmin begrijpelijk voor zover inhoudende dat genoemde transactie ‘de verdachte er kennelijk niet van [heeft] weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van een soortgelijk misdrijf’, nu het bewezenverklaarde feit is begaan vóór de datum waarop de transactie zou zijn voldaan. 29-10-2013
- Hoge Raad Het oordeel van de rechtbank dat de inbeslaggenomen geldbedragen kunnen worden aangemerkt als stukken van overtuiging als bedoeld in artikel 552p lid 2 Sv die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen in de procedure waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft, is niet toereikend gemotiveerd. 29-10-2013
- Hoge Raad De Hoge Raad stelt ECLI:NL:HR:2013:BY3151 en ECLI:NL:HR:2013:705 voorop. Uit het bestreden arrest blijkt niet dat het hof zich ervan heeft vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging. 29-10-2013