Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
De afgelopen week is een aantal zaken verschenen waarop ik u graag wijs.
Probo KoaIa (SR 2013-0358)
Het openbaar ministerie heeft cassatie ingesteld tegen niet-ontvankelijk-verklaring door het hof. Middelen keren zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte als gemeente niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor hetgeen haar wordt verweten, nu de verweten gedraging is verricht in het kader van de uitvoering van een haar opgedragen exclusieve bestuurstaak. In eerdere arresten is het volgende (kort) overwogen:
"Enerzijds dient de immuniteit van een openbaar lichaam als bedoeld in hoofdstuk 7 Gw slechts dan te worden aangenomen als de desbetreffende gedragingen naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak, zodat uitgesloten is dat derden in zoverre op gelijke voet als het openbaar lichaam aan het maatschappelijk verkeer deelnemen.
In andere gevallen is er wegens de hier te betrachten gelijkheid geen aanleiding immuniteit aan het openbaar lichaam te verlenen en geldt deze evenmin voor de in art. 51, tweede lid onder 2, Sr bedoelde personen.
Anderzijds dient aansluiting te worden gezocht bij het in het strafrecht ontwikkelde stelsel van rechtvaardigingsgronden."
Het eerste middel stelt dat deze regel in onderhavig geval buiten toepassing moet blijven omdat de bepaling van artikel 2 EVRM, ingeval is verzaakt positieve verplichtingen om (preventieve) maatregelen te treffen ter bescherming van het recht op leven, zou dwingen tot het openstellen van de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging en bestraffing van een overheidsorgaan. Dat middel faalt, omdat in de feitelijke instanties niet is vastgesteld noch is aangevoerd dat door de in de tenlastelegging omschreven gedragingen van de verdachte inbreuk is gemaakt op het recht op leven, zoals bedoeld in artikel 2 EVRM, terwijl die ook geenszins voortvloeit uit (de omschrijving van) die gedragingen. Het tweede middel kan evenmin tot cassatie leiden.
Afwijzing verzoek tot horen getuige op grond van noodzaakscriterium onbegrijpelijk in het licht van artikel 6 EVRM (SR 2013-0365)
Het verzoek van de verdediging om een getuige te (doen) ondervragen. De bewezenverklaring steunt in overwegende mate op het proces-verbaal houdende de belastende verklaring van die getuige. Het hof heeft de verklaring gebruikt zonder dat de verdediging in enig stadium in de gelegenheid is geweest de verklaring op betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. In het licht van het EVRM kan de verklaring, die inhoudt dat verdachte de fiets van betrokkene vastpakte, met meer dan geringe kracht en kennelijk opzettelijk een ruk aan de fiets gaf alsmede een trap tegen de voorzijde van de fiets gaf, niet voor het bewijs worden gebezigd. In het licht van het EVRM is het niet voldoen aan het verzoek de betrokkene op te roepen door het hof, omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken, niet zonder meer begrijpelijk.
Niet-naleving artikel 51 Sv (SR 2013-0359)
Uit het handelen van het hof vloeit het ernstige vermoeden voort dat, ten aanzien van de oproeping, de voorschriften van de tweede volzin van artikel 51 Sv niet zijn nageleefd. Het hof heeft, op verzoek van de A-G, tegen de niet verschenen verdachte verstek verleend. Daarbij is het hof ervan uitgegaan dat de raadsvrouw, die het appelschriftuur heeft ingediend, was verwittigd over het tijdstip van de zaak door de advocaat, die namens verdachte appel had ingesteld, doch merkt op dat zij zich niet heeft gesteld als opvolgend raadsman.
SR Talk
Graag wijs ik u op de SR Updates Talk van 31 oktober 2013, waarin hij de actuele jurisprudentie bespreekt. Klik hier voor meer informatie.
Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, incl. PO-punten.
In één uur tijd en op hoog niveau wordt u elke zes weken door prof. Hans de Doelder of mr. Joost Verbaan bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 31 oktober en 12 december 2013
Tijd: 17:00 tot 18:00 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven: www.lawatweb.nl
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw geanonimiseerde uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief , dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.
Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
J.H.J. Verbaan
Hoofdredacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad De Hoge Raad herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:1998:AA9342 met betrekking tot de vervolgbaarheid van decentrale overheden (Pikmeer II). Het eerste middel faalt reeds omdat in de feitelijke instanties niet is vastgesteld noch is aangevoerd dat door de in de tenlastelegging omschreven gedragingen van verdachte inbreuk is gemaakt op het recht van leven als bedoeld in artikel 2 EVRM in die zin die het EHRM daaraan in zijn rechtspraak heeft gegeven, terwijl de mogelijkheid van een dergelijke inbreuk ook geenszins voortvloeit uit (de omschrijving van) die gedragingen. Het tweede middel kan evenmin tot cassatie leiden omdat het hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de gedragingen van verdachte voldeden aan de hiervoor in Pikmeer II genoemde vereisten. 24-09-2013
- Hoge Raad Falende klacht met betrekking tot de in artikel 417bis Sr vereiste schuld. Ambtshalve: schending redelijke termijn in cassatie. De Hoge Raad volstaat met de constatering daarvan. Conclusie A-G: anders. 24-09-2013
- Hoge Raad De Hoge Raad herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:BX5539 met betrekking tot het gebruik van een niet ter terechtzitting afgelegde en voor verdachte belastende verklaring indien de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. Het hof heeft in strijd met artikel 6 lid 1 en 6 lid 3 aanhef en onder d EVRM het ambtsedig proces-verbaal van de verbalisant voor het bewijs gebezigd. De klacht is gegrond. 24-09-2013
- Hoge Raad Noch uit het verhandelde op de terechtzittingen van het hof noch uit hetgeen in de cassatieschriftuur namens verdachte is aangevoerd kan blijken van enig in rechte te respecteren belang van verdachte bij het onderhavige cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. 24-09-2013
- Hoge Raad Het oordeel dat ten aanzien van het eerste incident sprake is van voorwaardelijk opzet op de poging tot zware mishandeling – waarbij verdachte bewust de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat hij de motoragent zou raken en dat deze daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen – valt niet te verenigen met die opengebleven mogelijkheid. De bewezenverklaring, voor zover behelzende dat verdachte ten aanzien van het eerste incident (voorwaardelijk) opzettelijk heeft gehandeld, kan dan ook niet uit de gebezigde bewijsvoering volgen. Het hof heeft kennelijk aangenomen dat er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de rechthebbende op het geheelde goed geleden schade. 24-09-2013
- Hoge Raad De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BI3895 en ECLI:NL:HR:2009:BM7508 met betrekking tot de proportionaliteits- en subsidiariteitseis bij een beroep op noodweer. Het hof heeft het beroep op noodweer verworpen op grond van zijn oordeel dat verdachte ook een andere uitweg had kunnen vinden. Gelet op de door het hof vastgestelde feiten en onderzoek is dat oordeel niet begrijpelijk. Conclusie A-G: anders. 24-09-2013
- Hoge Raad Het hof heeft de bewezenverklaring klaarblijkelijk doen steunen op de inhoud van de in de aanvulling op de als ‘verkort arrest’ aangeduide uitspraak daartoe gebezigde bewijsmiddelen in samenhang met de in dat verkorte arrest voldoende nauwkeurig aangeduide bewijsmiddelen, en het heeft zijn bewijsvoering voorts verantwoord door de in dat verkorte arrest opgenomen bewijsoverweging. Daarbij heeft het hof in de aanvulling ex artikel 365a Sv onder 1, 2 en 3 niet de inhoud van de aldaar genoemde bewijsmiddelen weergegeven maar voor die inhoud verwezen naar de weergave daarvan in de bewijsoverweging in het verkorte arrest met vermelding van de vindplaatsen van die inhoud. 24-09-2013
- Hoge Raad Indien uit enig in het dossier aanwezig stuk aan de rechter of de andere justitiële autoriteiten kan blijken dat verdachte voor de desbetreffende aanleg voorzien is van rechtsbijstand door een raadsman, dan behoort deze raadsman als zodanig te worden erkend (vgl. ECLI:NL:HR:2000:ZD2182). Het kennelijke oordeel van het hof dat die bepaling toepassing mist nu de opvolgende raadsvrouwe zich niet had gesteld is onjuist. 24-09-2013