Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
De afgelopen week is een drietal zaken verschenen waarop ik u graag wijs.
Wederspannigheid? (SR 2013-0333)
Verdachte is veroordeeld voor wederspannigheid, als bedoeld in artikel 180 Sr. Verdachte heeft zich met geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Tijdens een onderzoek ter plaatse naar vermeende handel in honden is naar aanleiding van de gedane bevindingen besloten een twintigtal op het bedrijf aanwezige honden in beslag te nemen. Verdachte frustreerde het onderzoek en verzette zich hevig tegen wegvoering van de plaats van onderzoek. Het middel stelt de vraag aan de orde of de opsporingsambtenaren werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening toen de verdachte zich verzette tegen haar wegvoering van de plaats der ambtsverrichtingen. Het middel faalt. De Hoge Raad beredeneert dat ter handhaving van de orde de in artikel 124 Sv genoemde personen, onder wie opsporingsambtenaren, bevoegd zijn de nodige maatregelen te treffen opdat hun ambtsverrichtingen ongestoord kunnen verlopen. Verzet tegen zodanig optreden kan worden aangemerkt als wederspannigheid in de zin van artikel 180 Sr.
Over de appelschriftuur in hoger beroep (SR 2013-0334)
Verdachte is in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het oordeel van het hof komt erop neer dat niet meer van een schriftuur in de zin van artikel 416 lid 2 jo 410 lid 1 Sv kan worden gesproken wanneer deze geruime tijd na afloop van de termijn genoemd in artikel 410 Sv is ingediend. Het hof heeft daarbij toepassing gegeven aan artikel 416 lid 2 Sv en daaraan ten grondslag gelegd dat de eerst op 8 maart 2012 ingediende appelschriftuur, gelet op artikel 410 lid 1 Sv, niet als een appelschriftuur kan worden aangemerkt. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent artikel 410 lid 1 Sv, in verbinding met artikel 416 lid 2 Sv. De geschriften van verdachte en advocaat strekken er immers toe dat het bewezenverklaarde onder opgave van redenen wordt ontkend. Als zodanig bevatten deze geschriften grieven tegen het beroepen vonnis, zodat deze zijn op te vatten als schriftuur houdende grieven tegen het vonnis. Een verdachte kan zowel bij appelschriftuur als ter terechtzitting in hoger beroep zijn bezwaren tegen het beroepen vonnis opgeven. Daarom valt niet in te zien welk door de termijn van artikel 410 lid 1 Sv beschermd belang ermee is gediend dat een geschrift houdende bezwaren tegen het beroepen vonnis binnengekomen na afloop van de termijn genoemd in artikel 410 lid 1 Sv maar – zoals in het onderhavige geval – ruim voor de terechtzitting in hoger beroep door de appelrechter bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep buiten beschouwing wordt gelaten. Verdachte kon immers ook nog op de terechtzitting met bezwaren tegen het vonnis aankomen.
Geen opzet: onvoldoende vastgesteld dat verdachte zich bewust was van de omstandigheid dat binnen zijn organisatie in onvoldoende mate werd beschikt over relevante kennis (SR-2013-0339)
De zaak heeft betrekking op de verplichting tot het melden van (het aantal) aandelen op grond van artikel 2a Wet melding zeggenschap. Het hof heeft naar aanleiding van een verweer van de verdachte geoordeeld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bewezenverklaarde overtredingen van de wettelijke meldingsverplichting zich zouden gaan voordoen. Dat oordeel berust blijkens de overwegingen van het hof naar de kern genomen erop dat de verdachte als bestuurder van een beursgenoteerde onderneming de op hem rustende zorgplicht zijn organisatie zo in te richten dat over de relevante kennis ter zake van de onderhavige financiële toezichtwetgeving werd beschikt, heeft veronachtzaamd doordat hij in de gegeven situatie – waarin, zoals het hof heeft vastgesteld, de verantwoordelijke groepsjuriste die relevante kennis niet bezat – heeft nagelaten, kort gezegd, zich te laten adviseren of bijstaan door een gespecialiseerde jurist.
De Hoge Raad oordeelt dat dit zonder nadere motivering niet begrijpelijk is. Voor het kunnen aannemen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de meldingen niet werden gedaan, volstaat de door het hof tegen de achtergrond van de door hem aangenomen algemene zorgplicht vastgestelde omstandigheid dat de verdachte heeft nagelaten zich te laten adviseren of bijstaan door een gespecialiseerde jurist niet. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van bijvoorbeeld de omstandigheid dat binnen zijn organisatie op dit terrein in onvoldoende mate werd beschikt over de relevante wetskennis.
Het vorenstaande brengt mee dat de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten de meldingen te doen, niet zonder meer uit de gebezigde bewijsvoering kan volgen.
SR Updates Talk 4
Graag wijs ik u op de SR Updates Talk van 12 september 2013, verzorgd door prof. mr. H. de Doelder, waarin hij de actuele jurisprudentie bespreekt. Klik hier voor meer informatie.
Weinig tijd maar toch up to date blijven?
Volg de online jurisprudentiebespreking Strafrecht, incl. PO-punten.
In één uur tijd en op hoog niveau wordt u elke zes weken door prof. Hans de Doelder of mr. Joost Verbaan bijgepraat over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrecht. U kunt daarbij denken aan jurisprudentie, wetsvoorstellen of belangwekkende tijdschriftartikelen.
Data: 12-9; 31-10; 12-12
Tijd: 17:00 tot 18:00 uur
Kosten: € 69 excl. btw per sessie (1 PO-punt)
Meer informatie en inschrijven: www.lawatweb.nl
Inzenden rechtspraak
Steeds vaker ontvangen wij van abonnees unieke rechtspraak. Dank daarvoor! Beschikt u ook over nog niet gepubliceerde rechtspraak, klik dan hier om uw uitspraak in te zenden.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar sr-updates@budh.nl.
Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
B.A. Salverda
Redacteur SR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Ter handhaving van de openbare orde zijn de in artikel 124 Sv genoemde personen, waaronder opsporingsambtenaren, bevoegd de nodige maatregelen te treffen opdat hun ambtsverrichtingen ongestoord kunnen verlopen. Tot die maatregelen behoort dat degene die bij de ambtsverrichtingen de orde verstoort of anderszins op enigerlei wijze hinderlijk is en, zo nodig na te zijn gewaarschuwd, weigert gevolg te geven aan een bevel te vertrekken, kan worden verwijderd en tot de afloop van de ambtsverrichtingen in verzekering kan worden gesteld. Alsdan kan het op het treffen van de nodige maatregelen gerichte optreden van een opsporingsambtenaar worden aangemerkt als te zijn verricht in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Verzet tegen zodanig optreden kan worden aangemerkt als wederspannigheid in de zin van artikel 180 Sr. 03-09-2013
- Hoge Raad De Hoge Raad herhaalt de toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BI2281 met betrekking tot artikel 13a WOTS en uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823 met betrekking tot het summiere karakter van de raadkamerprocedure ex artikel 552a Sv (i.c. van overeenkomstige toepassing). Gelet op deze vooropstellingen getuigt het oordeel van de rechtbank niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het ook niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat de rechtbank heeft vastgesteld dat het bevel tot inbeslagneming waarvan de tul is verzocht tot uitgangspunt neemt dat het in Nederland aangetroffen geldbedrag als resultaat van illegale activiteiten van klager moet worden inbeslaggenomen en dat daarbij geen directe relatie is aangenomen met de concrete strafbare feiten waarvan klager is vrijgesproken. 03-09-2013
- Hoge Raad Het oordeel van het hof dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bewezenverklaarde overtredingen van de wettelijke meldingsverplichting zich zouden voordoen is zonder nadere motivering niet begrijpelijk. 03-09-2013
- Hoge Raad Het hof is van oordeel dat de in de uitspraak vermelde feiten en omstandigheden – het nachtelijk uur, de aard en inhoud van de lading van de aanhanger en de personenauto, de snelheid waarmee werd gereden en de locatie – voldoende redenen waren voor de betreffende verbalisant om een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit aan te nemen ten opzichte van verdachte. De staandehouding heeft derhalve op goede gronden plaatsgevonden en is daarmee rechtmatig. 03-09-2013
- Hoge Raad Het hof heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de waargenomen steekwonden op een ander tijdstip zijn aangebracht en het hof heeft gemotiveerd uiteengezet dat zulks door de aanvrager is gebeurd. De aanvraag tot herziening werpt daarop geen ander licht, waardoor het verzoek dient te worden afgewezen. 03-09-2013
- Hoge Raad De overweging van het hof dat niet is komen vast te staan dat X ook bij het transport betrokken was en de daaraan verbonden conclusie dat het tenlastegelegde (leveren van een schip en/of bemanning ten behoeve van het vervoer van de cocaïne en de aanbetaling aan X) niet wettig en overtuigend bewezen is, staat niet eraan in de weg dat voor het overige aan de verklaring van X voor de bewezenverklaring redengevende feiten of omstandigheden worden ontleend. Het oordeel van het hof dat uit de verklaring van X kan worden afgeleid dat het gaat om de invoer van cocaïne is niet onbegrijpelijk. De zaak wordt naar de rolzitting verwezen teneinde de A-G – die tot gegrondbevinding van het middel had geconcludeerd – alsnog in de gelegenheid te stellen zich over het tweede middel uit te laten. 03-09-2013
- Hoge Raad Het hof heeft klaarblijkelijk toepassing gegeven aan artikel 416 lid 2 Sv en daaraan ten grondslag gelegd dat de eerst op 8 maart 2012 ingediende appelschriftuur, gelet op artikel 410 lid 1 Sv niet als een appelschriftuur kan worden aangemerkt. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent artikel 410 lid 1 Sv jo. artikel 416 lid 2 Sv. 03-09-2013