De in het middel vervatte opvatting dat de bewezenverklaarde ‘feitelijkheden’, te weten de arm op de rug van het slachtoffer leggen en onverhoeds haar borsten aanraken, niet tevens dezelfde handelingen kunnen betreffen als de bewezenverklaarde ‘ontuchtige handelingen’ voor zo ver bestaande uit het met de hand aanraken van de borsten en de rug van het slachtoffer, is niet juist.
Hoge Raad, 08-10-2013