Het oordeel van het hof dat betrokkene en haar mededader gezamenlijk wederrechtelijk voordeel hebben verkregen uit de hennephandel is gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden niet onbegrijpelijk. In zijn overwegingen heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat aan de wijze waarop de opbrengst van de hennephandel door betrokkene en haar mededader, met wie zij destijds was gehuwd, is besteed, niet het gevolg kan worden verbonden dat betrokkene (zoals namens haar was aangevoerd) (nagenoeg) geen voordeel heeft verkregen uit de hennephandel. Daarmee heeft het hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
Hoge Raad, 03-12-2013