Uit de bewijsvoering heeft het hof, niet onbegrijpelijk, afgeleid dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de desbetreffende tabletteermachine op 4 januari 2009 in de loods aan de [a-straat] 2 te Hoogeveen voorhanden heeft gehad doordat hij deze in die loods aangetroffen machine, die door (ten minste) een van de medeverdachten was gebracht, samen met anderen op die datum in de loods ter reparatie heeft ondergebracht, aan welke tabletteermachine de verdachte ook samen met anderen bezig is geweest met de reparatie. Het middel faalt.
Hoge Raad, 28-01-2014