Het hof heeft zijn oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld m.b.t. mogelijke contra-indicaties, ontoereikend gemotiveerd, mede in aanmerking genomen hetgeen het hof in bewijsmiddel 5 heeft vastgesteld over het verloop van de avond van 15 maart 2006 en het gewicht dat het hof kennelijk heeft toegekend aan de gelegenheid tot beraad tijdens de uitvoering van het besluit, in welk verband het hof echter tevens heeft vastgesteld dat niet is uitgesloten dat de verdachte tijdens die uitvoering handelde in ‘grote opwinding’.
Hoge Raad, 18-02-2014