Het hof heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op de grond dat, zo met het verwerken binnen zeven dagen van uit ANPR verkregen gegevens voor het achterhalen van verkeersbewegingen van twee specifieke voertuigen al een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, dit niet méér dan een beperkte inbreuk is geweest en de opsporingsambtenaren tot het verwerken van die gegevens bevoegd waren op grond van artikel 1 lid 1, 3 lid 1 en 8 lid 1 Wet politiegegevens.
Hoge Raad, 11-11-2014