Annotatie
30 januari 2018
Rechtspraak
Motivering van tbs met voorwaarden.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie bezit kinderporno is bewezenverklaard, over (de motivering van) het oordeel van het hof dat de maatregel van tbs met voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen als bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr en artikel 359 lid 7 Sv. Het hof heeft ten aanzien van de maatregel overwogen dat het hof de verdediging om de navolgende redenen in het betoog om bijzondere voorwaarden op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel niet volgt.
Volgens de psychiater is de pedofiele interesse van de verdachte met een gebrekkige impulscontrole van belang bij de kans op recidive. De psychiater adviseert een klinische behandeling gericht op de pedofilie, parafilie, seksualiteit in het algemeen, persoonlijkheidsstoornis en de sociale vaardigheden met daarnaast begeleiding bij het weer opbouwen van zijn leven. Ambulante behandeling lijkt een gepasseerd station. De eerder doorlopen ambulante behandeling was niet succesvol: verdachte wilde niet meewerken aan noodzakelijk geachte klinische behandeling en wilde zijn computer niet uit huis doen. Het kader van voorkeur is tbs. Dan is behandeling gewaarborgd. Bij een voorwaardelijke straf zou dat niet het geval zijn. Het gaat bij betrokkene om een zorgelijke situatie bij iemand die men niet uit het oog zou willen verliezen en die wel behandeling nodig heeft. Er is een complexiteit aan stoornissen. Als optie van lagere voorkeur adviseert de psychiater behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel onder een verplicht reclasseringstoezicht met een proeftijd van bijvoorbeeld tien jaar. De psycholoog acht een kans op herhaling van soortgelijk delictgedrag hoog vanwege een grote hoeveelheid risicofactoren en weinig beschermende factoren. De risicofactoren die worden gevonden zijn psychosociaal, seksueel gerelateerd en factoren die samenhangen met de toekomst. Een eerdere ambulante behandeling heeft onvoldoende stabilisatie op de lange termijn kunnen bieden waardoor de verdachte teruggevallen is in seksueel delictgedrag. De verdachte wilde zich niet conformeren aan behandelvoorwaarden en heeft de behandeling gestopt. Om de hoge recidivekans te verkleinen adviseert de psycholoog een klinische behandelstart in een forensisch psychiatrische kliniek gespecialiseerd in de behandeling pedofilie waarna de verdachte op indicatie van de kliniek, kan worden doorgeplaatst naar een ambulante behandelsetting in combinatie met een begeleide woonvorm. De noodzakelijke behandeling dient plaats te vinden in het kader van een tbs met voorwaarden. Binnen dit kader kan de verdachte voor lange tijd worden gehouden aan de noodzakelijke behandelvoorwaarden en kan de maximale beïnvloeding en correctie worden geboden die nodig is om recidive te verkleinen. Een voorwaardelijk strafkader met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde wordt onvoldoende stevig en passend gevonden, omdat dan geen behandelverplichting aanwezig is op het moment dat de verdachte zich onttrekt aan de voorwaarden.
De reclassering heeft een maatregelenrapport uitgebracht en zij ziet mogelijkheden om de verdachte in het kader van een tbs met voorwaarden onder de door hen opgestelde voorwaarden te begeleiden en toezicht te houden. Uit het rapport komt onder meer naar voren dat de motivatie van de verdachte extern is en dat zijn houding en verantwoordelijkheid ten aanzien van het delict sterk vermijdend/ontkennend is. De verdachte ziet de ernst niet onder ogen. De verdachte heeft behandeling en begeleiding nodig om de risicofactoren omlaag te brengen door middel van een klinische behandeling. De verwachting is dat een intensief behandeltraject nodig is waarvoor de verdachte inmiddels is aangemeld bij de FPK te Assen. Op korte termijn kan een opname plaatsvinden. De reclassering adviseert om een tbs met voorwaarden op te leggen en heeft daarvoor een aantal algemene voorwaarden en specifieke voorwaarden geformuleerd.
Het hof volgt, mede in het licht van de brief van het GGZ waarin ook wordt aangegeven dat op grond van de risicotaxatie er een indicatie is voor een klinische behandeling, de adviezen van de deskundigen en legt aan verdachte de maatregel tbs met voorwaarden, zoals genoemd in het dictum, op. Bij dit oordeel heeft het hof ook betrokken dat verdachte in het kader van zijn dagbesteding functies heeft gezocht en uitgevoerd waarin hij met kinderen werkte en zal dit ook naast de voorwaarden die de reclassering adviseert deel laten uitmaken van de in het dictum op te nemen voorwaarden. Het verweer van de verdediging om geen tbs met voorwaarden op te leggen wordt verworpen, nu alles afwegend ook door het hof bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel als een onvoldoende stevig kader wordt beoordeeld, zoals hiervoor door de deskundigen geadviseerd. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in alle omstandigheden aanleiding wordt gevonden te oordelen dat de op te leggen tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moet zijn.
Ten slotte heeft de verdediging uitdrukkelijk betoogd dat er geen sprake kan zijn van een ongelimiteerde tbs, in voorkomend geval dat de tbs met voorwaarden zou worden omgezet naar een tbs met verpleging van overheidswege. Het hof beschouwt dit verweer als een beroep op artikel 359 lid 7 Sv. Gelet op de systematiek van de wet acht het hof zich gehouden thans – ook al doet deze situatie zich niet voor en heeft het hof geen directe redenen om aan te nemen dat deze situatie zich ooit voor zal doen – als zittingsrechter hieromtrent een beslissing te nemen. De raadsman heeft betoogd dat er bij de delicten die door verdachte zijn begaan geen sprake is van delicten die zijn gericht tegen of een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en heeft daarbij gerefereerd aan de wetsgeschiedenis bij de totstandkoming van artikel 38e lid 1 Sr.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Hoewel bij de parlementaire behandeling inderdaad sprake is geweest van een limitatieve opsomming van destijds geldende zedendelicten waarop artikel 38e lid 1 Sr van toepassing zou zijn, merkt het hof daarover op dat deze parlementaire behandeling speelde in een tijd waarin het strafmaximum op het (een gewoonte maken van het) bezit van kinderporno lager was en er anders tegen de strafwaardigheid van dit delict werd aangekeken. Met de opkomst van het internet heeft ook de verspreiding van kinderporno een enorme vlucht genomen. Afbeeldingen met kinderen in compromitterende posities kunnen thans met een muisklik wereldwijd worden verspreid. Het is maar zeer de vraag of deze afbeeldingen ooit nog in zijn geheel van het internet verdwijnen. De gevolgen voor de slachtoffers van kinderporno zijn hierdoor groter dan voordat verspreiding via het internet mogelijk werd. Het een gewoonte maken van het verwerven, bezitten en, kort gezegd, verspreiden van kinderporno is hiermee in die zin een nog ernstiger delict geworden dan ten tijde van voornoemde parlementaire behandeling, hetgeen ook in het huidige strafmaximum van acht jaren gevangenisstraf voor deze delicten ieder voor zich tot uitdrukking is gebracht. Het (een gewoonte maken van het) bezit en verspreiden van kinderporno levert een onmiskenbare bijdrage op aan het in stand houden van de markt voor kinderporno, waarvoor feitelijk en daadwerkelijk kindermisbruik een noodzakelijk gegeven en vereiste is. Door het bezit en verspreiden van kinderporno blijven vele slachtoffers voor onbepaalde duur op een beschamende manier op internet staan en op die manier blijven zij slachtoffer van eerder begane gedragingen. Hiermee wordt door het bezit en verspreiden van kinderporno bijgedragen aan de ernstige inbreuk die is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de desbetreffende minderjarigen. Verdachte heeft zich hier schuldig aan gemaakt. Hiermee levert het een gewoonte maken van het verwerven, bezitten, verspreiden, aanbieden en openlijk tentoonstellen van kinderporno zoals verdachte heeft gedaan een delict op dat naar het oordeel van het hof een gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Dit betekent dat – in het geval van omzetting van de tbs met voorwaarden naar een tbs met verpleging van overheidswege – er sprake is van een zogenoemde ongelimiteerde tbs.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van hof, gelet op hetgeen is vooropgesteld, geen blijk geeft van een onjuiste opvatting en dat het oordeel toereikend is gemotiveerd.