Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
20 november 2019

Rechtspraak

Schietpartij in woonwijk in Spijkenisse: opzet?

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie poging tot doodslag is bewezen verklaard, dat het bewezen verklaarde opzet niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.

De Hoge Raad overweegt dat de bewezenverklaring steunt – voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang – op de volgende bewijsvoering.

Onder het kopje ‘Feiten en omstandigheden’:

De verdachte heeft in het kader van een andere strafzaak bekend dat hij een vuurwapen heeft gebruikt bij een schietincident op 26 februari 2017. Naar aanleiding van dit schietincident is het vuurwapen (pistool) in beslag genomen en gewaarmerkt. Op 4 november 2016 kreeg de politie omstreeks 21:54 uur een melding dat er zou zijn geschoten op een parkeerplaats. Een vrouw die ten tijde van het incident in haar woning aan dezelfde straat aanwezig was, verklaarde dat zij zag dat er drie mannen met allemaal een pistool in hun handen naar een man aan het schieten waren en dat de andere man, met ook een pistool in handen, terugschoot, richting de drie mannen. Twee mannen stonden tussen een camper (naar het hof telkens begrijpt: een caravan) en een rode auto op een lege parkeerplaats. Aan de andere kant van de camper stond ook een man. De vierde man (naar het hof begrijpt: de verdachte) stond een stukje verderop ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt. Op de parkeerplaats waar het schietincident heeft plaatsgevonden zijn meerdere hulzen en een kogel gevonden.

Op die parkeerplaats stond – haaks op de parkeervakken met de witte caravan, schuin tegenover de witte caravan – een grijze Renault Clio geparkeerd waarvan de ruit van het rechterportier kapot was. In de rugleuning van de bestuurdersstoel van dit voertuig bleek een inschotbeschadiging aanwezig te zijn. Bij het verwijderen van de stoelhoes werd een uitschotbeschadiging zichtbaar. Op de bodemplaat achter de bestuurdersstoel was een gedeformeerde kogel aanwezig. De kogel is veiliggesteld en gewaarmerkt. Schuin naast de beschadigde Renault Clio waren op de straat twee hulzen aanwezig. De hulzen zijn afzonderlijk veiliggesteld, verpakt en gewaarmerkt. Aan het einde van de doorgang werd een huls aangetroffen. De huls is veiliggesteld en gewaarmerkt. In de nabijheid van de caravan zijn nog andere hulzen veilig gesteld.

Uit onderzoek van het NFI van 13 april 2017 is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat de hierboven genoemde drie hulzen en de kogel zijn verschoten met het vuurwapen dat de verdachte heeft gebruikt bij eerdergenoemd schietincident op 26 februari 2017. De bevindingen uit het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer de hulzen zijn verschoten met dat vuurwapen, dan wanneer deze zijn verschoten met een ander vuurwapen met hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken. Datzelfde geldt voor het vergelijkend kogelonderzoek.

De getuige heeft verklaard dat er op 3 november 2016 – zijnde een dag voor de ten laste gelegde schietpartij – een Antilliaanse man bij haar woning aanbelde. Hij was boos en vroeg naar haar broertje. Deze persoon heeft toen de kolf en een stukje van de loop van een vuurwapen aan haar getoond. Ze kende deze persoon, als zijnde een bijnaam van verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard wat zijn bijnamen waren.

Rond het tijdstip van het schietincident straalde de telefoon van de verdachte een zendmast aan. De plaats delict valt binnen het aanstralingsgebied van deze zendmast.

Onder het kopje ‘Oordeel hof’:

Het hof acht op grond van voormelde feiten en omstandigheden met de advocaat-generaal en de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gepoogd één of meerdere personen van het leven te beroven, waarbij de verdachte een vuurwapen met munitie heeft gebruikt. Door immers op een in een woonwijk gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen gericht en op korte afstand op één of meer personen te schieten heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg en heeft hij klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.

De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat:

- de verdachte op een in een woonwijk, bij een flatblok gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen heeft geschoten;

- in en nabij een Renault Clio een kogel en hulzen zijn aangetroffen die met het door de verdachte gebruikte wapen zijn verschoten;

- deze Renault Clio zich bevond haaks op de parkeervakken met de witte caravan en schuin tegenover de witte caravan;

- aan weerszijden van deze caravan zich drie mannen bevonden;

- de verdachte ‘een stukje verderop’ stond ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt;

- een getuige heeft verklaard dat die mannen en de verdachte over en weer in elkaars richting schoten.

De Hoge Raad overweegt dat het hof op grond hiervan kennelijk heeft geoordeeld dat de verdachte zich op korte afstand van de andere mannen bevond en zodanig was gepositioneerd dat hij met het schieten in de richting van de Renault Clio ook in de richting van de andere mannen heeft geschoten en dat aldus de aanmerkelijke kans bestond dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg, terwijl de verdachte door op deze wijze op de parkeerplaats te schieten, klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel niet onbegrijpelijk is.