Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
12 november 2018

Rechtspraak

Lokaalvredebreuk.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie lokaalvredebreuk is bewezenverklaard, onder meer dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, telkens heeft bewezenverklaard dat de vordering is gedaan door een ‘bevoegde’ ambtenaar als bedoeld in artikel 139 lid 1 Sr. Het hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal van aanhouding en door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt processen-verbaal van verhoor van de verdachte.

De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 138 lid 1 Sr en artikel 139 lid 1 Sr, dat de conceptredactie van die huidige bepalingen, die uitgangspunt vormde voor de beraadslagingen van de Staatscommissie voor de zamenstelling van een Wetboek van Strafregt 1870/1876 (naar haar voorzitter ook Commissie De Wal geheten) die het oorspronkelijk regeringsontwerp van het Wetboek van Strafrecht heeft voorbereid,–- kort gezegd en voor zover hier van belang – inhield dat voor huisvredebreuk vereist was een ‘vordering van den regthebbende’ en voor lokaalvredebreuk een ‘vordering der ambtenaren aldaar werkzaam’ (bijlage 78: artikel 1-2).

Een der commissieleden stelde voor ‘vordering van den regthebbende’ te wijzigen in ‘vordering van of vanwege den regthebbende’, omdat niet alleen de eigenaar/bewoner maar ‘ook de huisgasten, bedienden, enz. het [weren van de indringer] moeten kunnen vorderen met strafrechtelijk gevolg bij weigering’. Tevens stelde hij voor om beide bepalingen te combineren en strafbaar te stellen het niet voldoen aan de ‘vordering van of vanwege den regthebbende’. Hij lichtte dit voorstel als volgt toe: ‘een publiek kantoor is (...) “van een ander” namelijk de Staat, de gemeente, enz., de vordering om te vertrekken door de ambtenaren gedaan geschiedt door of vanwege den regthebbende’ (bijlage 78a).

Een ander commissielid stelde voor de conceptredactie te vervangen door de strafbaarstelling van het ‘wederregtelijk’ in een woning of besloten lokaal binnendringen of vertoeven. Dit voorstel lichtte hij als volgt toe: ‘De regter weet ook zonder ons wel, dat wie bij dag de geopende voordeur of een publiek lokaal binnentreedt er “wederregtelijk vertoeft” van ’t oogenblik af dat hij nalaat het bevel om weg te gaan te gehoorzamen’ (bijlage 78d).

Tijdens de beraadslagingen besloot de commissie met drie tegen twee stemmen de conceptredactie te handhaven, zij het dat het bij huisvredebreuk moest gaan om een ‘vordering van of vanwege den regthebbende’ (notulen deel II, p. 233). Tijdens het verdere beraad over de formulering van lokaalvredebreuk werd de ‘vordering der ambtenaren aldaar werkzaam’ gewijzigd in de ‘vordering van den bevoegden ambtenaar’ (notulen deel II, p. 241/242). De notulen bevatten evenwel geen enkel aanknopingspunt die deze wijziging zou kunnen verklaren. Ook in de (parlementaire) stukken betreffende het verdere verloop van de totstandkoming van het huidige artikel 138 Sr en artikel 139 Sr is zo een aanknopingspunt niet te vinden.

De Hoge Raad overweegt dat tegen deze achtergrond bezien aangenomen moet worden dat de woorden ‘vordering van den “bevoegden” ambtenaar’ in artikel 139 lid 1 Sr enkel tot uitdrukking brengen dat de vordering moet zijn gedaan vanwege de rechthebbende – bijvoorbeeld de Staat of de gemeente – van het voor de openbare dienst bestemde lokaal. Onder ‘ambtenaar’ is tevens begrepen degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AO2599). De Hoge Raad oordeelt dat gelet op het doel en de strekking van artikel 139 lid 1 Sr, zoals deze mede kan worden afgeleid uit de overwegingen, en in aanmerking genomen dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de desbetreffende verbalisant de vordering telkens deed namens de rechthebbende, de bestreden uitspraak geen blijk geeft van een onjuiste uitleg van artikel 139 lid 1 Sr en de bewezenverklaring naar de eis der wet met redenen omkleed is.