Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
5 september 2018

Rechtspraak

Wegnemen in de zin van artikel 310 Sr.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand (restaurant/woning) wegnemen van een laptop, sieraden en een oplader van een mobiele telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan betrokkene, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, is bewezenverklaard, over het oordeel van het hof dat de aan de verdachte verweten gedragingen kunnen worden aangemerkt als een voltooid ‘wegnemen’ in de zin van artikel 310 Sr. Het hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring overwogen dat de raadsman in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven – het verweer heeft gevoerd dat geen sprake is van een voltooid delict. De tas, met daarin de goederen die verdachte had gepakt, is – open – aangetroffen op een bank in het restaurant, zodat niet kan worden geoordeeld dat de goederen aan het zicht waren onttrokken, noch dat zij buiten de heerschappij van aangever waren gekomen. Het hof verwerpt de verweren en overweegt daaromtrent dat voor wegneming beslissend is dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Verdachte heeft, nadat hij door inklimming het pand was binnengekomen, goederen gepakt en deze in een tas gestopt. De goederen lagen in de tas klaar om mee naar buiten te worden genomen. Naar het oordeel van het hof staat daarmee vast dat verdachte de goederen heeft weggenomen. Daaraan doet niet af dat de weggenomen goederen niet geheel aan het zicht waren onttrokken doordat de tas niet volledig was gesloten.

De Hoge Raad overweegt dat voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed – een en ander als bedoeld in artikel 310 Sr – onder meer is vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van waarderingen van feitelijke aard die in cassatie slechts in beperkte mate kunnen worden getoetst (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BP2627). De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de in de bewezenverklaring vermelde laptop, siederaden en oplader van een mobiele telefoon heeft gepakt en deze in een tas heeft gestopt en dat voormelde goederen in die tas klaarlagen om mee naar buiten te worden genomen. Mede op basis van deze vaststellingen heeft het hof kennelijk geoordeeld dat de verdachte zich aldus een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen heeft verschaft dat de wegneming daarvan – in de zin van artikel 310 Sr – was voltooid. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is.