Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
11 oktober 2018

Rechtspraak

Afwijzing getuigeverzoek.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer valsheid in geschrifte en witwassen is bewezenverklaard, over de afwijzing van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om betrokkene als getuige te horen. De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat er ook een aantal getuigen is gehoord door de raadsheer-commissaris, maar de toegewezen getuige, betrokkene, is niet gehoord. De verdediging doet geen afstand van deze getuige. Uit praktische overwegingen heeft de verdediging wel begrip voor de redenering van de raadsheer-commissaris om af te zien van het horen van de getuige, maar doet nog geen afstand van deze getuige, of de overige toegewezen getuigen. De voorzitter deelt voorts mede dat niet is verzocht tot het opnieuw oproepen van betrokkene, maar slechts is medegedeeld door de raadsman van de verdachte dat geen afstand zal worden gedaan van de verdachte. De raadsman van de verdachte deelt mede dat hij het verzoek om de getuige alsnog op te roepen bij pleidooi als voorwaardelijk verzoek zal verwoorden. ‘Voor wat betreft de betrokkene doe ik het voorwaardelijke verzoek om hem alsnog te horen, als uw hof besluit zijn verklaring voor het bewijs te bezigen. Zoals de stand van zaken nu is heeft er geen effectief ondervragingsrecht kunnen plaatsvinden van zowel de vader als de kinderen, terwijl de verklaringen wel belastend zijn. Er dient dus heel terughoudend te worden omgegaan met de verklaringen.’

De Hoge Raad overweegt dat het arrest onder meer inhoudt dat de raadsman ter terechtztitting een voorwaardelijk verzoek gedaan heeft om de betrokkene als getuige te horen. Het hof verwijst naar het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2016 van de raadsheer-commissaris, inhoudende dat betrokkene, aan wie als eerdere echtgenoot van de verdachte een verschoningsrecht toekomt, tweemaal als getuige is opgeroepen en niet is verschenen en dat de raadsheer-commissaris dit niet verschijnen opvat als uiting van de wil van de getuige om gebruik te maken van het hem toekomende verschoningsrecht. Het hof verenigt zich hiermee en zal op dezelfde grond afzien van verdere oproeping van deze getuige en van een bevel medebrenging. Het hof acht geen redenen aanwezig om de verklaringen van betrokkene van het bewijs uit te sluiten.

De Hoge Raad overweegt dat het hof het voorwaardelijk verzoek tot het horen van betrokkene als getuige heeft afgewezen op de grond dat betrokkene, aan wie als eerdere echtgenoot van de verdachte een verschoningsrecht toekomt, tweemaal als getuige is opgeroepen en niet is verschenen en dat dit niet verschijnen wordt opgevat als uiting van diens wil om gebruik te maken van het hem toekomende verschoningsrecht. De Hoge Raad oordeelt dat deze afwijzing door het hof van het verzoek tot het horen van betrokkene niet begrijpelijk is. Uit de enkele omstandigheid dat betrokkene niet is verschenen na te zijn opgeroepen om bij de raadsheer-commissaris te verschijnen, kan niet worden afgeleid dat hij gebruik wilde maken van een hem toekomend verschoningsrecht.