Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
24 juni 2016

Rechtspraak

Oplegging tbs bij veroordeling.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie overtreding van artikel 6 jo. 175 WVW 1994 is bewezenverklaard, over het oordeel van het hof dat de maatregel van tbs wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen als bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr en artikel 359 lid 7 Sv. Het hof heeft met betrekking tot de oplegging van de sanctie overwogen dat het bij de bepaling van de op te leggen straf heeft gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het hof bespreekt vervolgens de omstandigheden en ernst van het feit. De persoon van de verdachte wordt daarna aan de hand van rapportages besproken en neemt de inhoud en de conclusies van voornoemde rapporten over en maakt het tot de zijne. Het hof oordeelt dat gelet op de inhoud van het milieurapport, het Reclasseringsadvies en verdachtes verklaring, die hij heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep voordat hij overleg met zijn raadsvrouwe had gehad, bij verdachte geen sprake is van een waarachtige en betrouwbare gemotiveerdheid en bereidheid om zich te onderwerpen aan bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het hof gaat dan ook aan verdachtes bereidheid om alsnog mee te werken voorbij. Met de rechtbank ziet het hof dan ook geen ruimte voor genoemde vormen van behandeling, mede bezien in het licht van de inhoud van voornoemde rapporten, eerdere interventies in het verleden niet het gewenste effect hebben gehad en verdachte nadien wederom in de fout is gegaan. Het hof oordeelt dat gelet op de inhoud van de genoemde rapportages, de ernst van het gepleegde feit en ook het strafblad en de justitiële voorgeschiedenis van verdachte een tbs-maatregel noodzakelijk is en stelt vast dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Het hof oordeelt dat – gelet op de inhoud van voornoemde rapporten – sprake is van een dusdanig hoog recidive- en gevaarrisico dat de samenleving daartegen beschermd dient te worden middels behandeling van de problematiek van verdachte en acht verpleging van overheidswege nu verdachte geen waarachtige en betrouwbare bereidheid heeft getoond om zich aan voorwaarden te houden, dan ook geboden. Het hof zal gelet op al het vorenstaande gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 37a lid 1 Sr, artikel 38e lid 1 Sr, artikel 359 lid 7 Sv en artikel 6 WVW1 994 en artikel 175 lid 1 en 3 WVW 1994, dat ingeval aan de verdachte de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, de rechter zulks – bij voorkeur in de bewoordingen van artikel 359 lid 7 Sv – in zijn motivering van de maatregel van tbs tot uitdrukking dient te brengen (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY8434, r.o. 4.3). De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, gelet op hetgeen het hof heeft vastgesteld omtrent de feiten en omstandigheden waaronder het feit is begaan, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, niet onbegrijpelijk is en toereikend is gemotiveerd.