Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
11 januari 2018

Rechtspraak

Bedreiging tegen het leven met computerspel.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd is bewezenverklaard, dat de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kan volgen dat de verdachte betrokkenen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het hof heeft ten aanzien van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging geoordeeld dat aangever op 13 maart 2013 er achter kwam dat op de website een computerspel online stond met als titel ‘[bedrijfsnaam aangevers] massacre IV’. In het spel waren poppetjes te zien met daarop foto’s van de gezichten van aangevers. De bedoeling van het spel was voornoemde poppetjes neer te schieten. De verdachte heeft toegegeven het spel te hebben gemaakt, maar heeft ontkend het op bovengenoemde, voor het publiek toegankelijke, website te hebben geplaatst. De verdachte heeft immers verklaard dat hij het spel op een afgeschermd gedeelte van zijn eigen website (www. [...] .nl) heeft geplaatst en niet te weten hoe het spel op de eerstgenoemde website terecht is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij het spel aan een aantal mensen heeft laten zien welke in het verleden met aangever en een van de betrokkenen hebben samengewerkt, door de verdachte aangeduid als ‘lotgenoten’. De verdachte heeft voorts verklaard dat wanneer iemand de specifieke URL kende waarop het spel te vinden was, het spel (publiekelijk) toegankelijk was. Een wachtwoord was in een dergelijk geval niet vereist. In andere gevallen was het moeilijk, zo niet onmogelijk het spel te vinden. Door het spel aan verschillende personen te laten zien heeft de verdachte het spel voor deze personen vindbaar en dus toegankelijk gemaakt, nu er verder geen wachtwoord of iets dergelijke vereist was. Door de website aan deze personen te tonen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het spel via (een van) hen bij aangevers terecht zou komen. Temeer nu de verdachte wist dat deze specifieke personen een (al dan niet negatieve) zakelijke relatie met de aangevers hebben gehad. De teksten en afbeeldingen en met name het doel van het spel, zijn van dien aard dat zij een bedreigend karakter hebben.

Het voorgaande in samenhang bezien met de omstandigheid dat tussen de verdachte en de aangevers een zakelijk geschil bestond, maakt dat het hof van oordeel is dat bij aangevers de redelijke vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen geschoten zou worden. Dat het spel volgens de verdediging een satirisch karakter heeft doet hieraan niet af.

De Hoge Raad overweegt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in een geval als het onderhavige vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou kunnen verliezen (vgl. ECLI:NL:HR:2005:AT3659). De Hoge Raad overweegt dat het hof – kort gezegd – heeft vastgesteld dat het door de verdachte gemaakte computerspel met als titel ‘[bedrijfsnaam aangevers] massacre IV’ online stond, dat de in de bewezenverklaring genoemde teksten en afbeeldingen op pagina’s die werden gebruikt binnen dat spel waren geplaatst, dat de bedoeling van het spel was om poppetjes en konijnen met daarop foto’s van de gezichten van de aangevers neer te schieten en dat tussen de verdachte en die aangevers een zakelijk geschil bestond. De Hoge Raad oordeelt dat het kennelijke oordeel van het hof dat bij de aangevers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat daadwerkelijk op hen zou worden geschoten en dat zij daarbij het leven zouden kunnen verliezen, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.