Annotatie
1 juli 2016
Rechtspraak
Opzettelijk gebruiken vals aangifteformulier.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie witwassen, opzettelijk onjuist aangifte doen en valsheid in geschrift is bewezenverklaard, over de verwerping van het verweer dat het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het hof heeft overwogen dat door de verdediging is aangevoerd dat op grond van artikel 69 lid 4 AWR strafvervolging op grond van artikel 225 lid 2 Sr, is uitgesloten indien het feit ook valt onder het bereik van artikel 69 lid 1 of 2 AWR. Het hof verwerpt het verweer met de overweging dat over het jaar 2002 door de Belastingdienst, nadat de verdachte in gebreke was gebleven een aangifte in te dienen, een ambtshalve aanslag is opgelegd en als reactie hierop namens de verdachte door Flex Account bezwaar is aangetekend en alsnog een aangiftebiljet is ingediend. Het hof overweegt dat artikel 9 AWR bepaalt op welke wijze en binnen welke termijnen een aangifte moet worden gedaan. Is eenmaal een belastingaanslag opgelegd dan wordt een nadien doch binnen de wettelijke termijn voor bezwaar ingekomen aangiftebiljet aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag. Een na aanslagoplegging ingediend aangiftebiljet kan daarom niet meer gelden als een (tijdige) aangifte als bedoeld in de wet. Het hof oordeelt dat derhalve het namens verdachte later opgestelde aangiftebiljet geen aangifte is als voorzien bij hoofdstuk II AWR en de uitzondering van artikel 69 lid 4 AWR niet van toepassing is. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 225 Sr en de artikelen 8, 9, 47, 68 en 69 AWR, dat het oordeel van het hof, dat het namens de verdachte opgestelde aangiftebiljet over het jaar 2002 niet kan gelden als een ‘(tijdige) aangifte als bedoeld in de wet’, juist is. Een niet binnen de ingevolge artikel 9 AWR bepaalde termijn ingediend aangiftebiljet waarmee de inspecteur bij de aanslagoplegging geen rekening heeft kunnen houden, kan immers niet gelden als een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 69 lid 2 (oud) AWR. De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat het feit dat de verdachte over het jaar 2002 geen aangifte heeft gedaan, op zichzelf onder de delictsomschrijving van artikel 69 lid 1 (oud) AWR kan worden gebracht. Dit houdt evenwel niet tevens in dat sprake is van de in lid 4 van dat artikel bedoelde samenloop. Immers, het indienen van een bezwaarschrift met gebruikmaking van een (al dan niet) onjuist/onvolledig ingevulde aangiftebiljet is niet een feit dat onder het eerste lid van dat artikel valt. Ook het betoog dat vervolging op grond van artikel 69 lid 1 (oud) AWR in verbinding met artikel 68 lid 2 onder a (oud) AWR had kunnen plaatsvinden, faalt. De bedoelde delictsomschrijving ziet op het onjuist aan de inspecteur verstrekken van de in artikel 68 lid 2 onder a AWR bedoelde inlichtingen, gegevens en aanwijzingen door degene die daartoe ‘desgevraagd’ ingevolge artikel 47 lid 1 AWR verplicht is. Die omstandigheid doet zich hier niet voor.