Annotatie
17 mei 2018
Rechtspraak
Medeplegen opzetheling scooter.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie medeplegen opzetheling is bezenzenverklaard, over de motivering van de bewezenverklaring. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte achterop de scooter heeft gezeten. Op dat moment was duidelijk zichtbaar dat de kappen ter hoogte van het stuur waren verwijderd en dat de bedrading los was. De verdachte heeft dit toendertijd ook waargenomen. De verdachte heeft derhalve bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de scooter gestolen was. Door achterop de scooter te gaan zitten heeft hij vervolgens de scooter voorhanden gehad.
De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte is aangehouden op 10 maart 2014 omstreeks 23.55 uur, hij toen achterop een scooter zat die werd bestuurd door een betrokkene, de opsporingsambtenaar bij die gelegenheid zag dat de kappen ter hoogte van het stuur niet meer aanwezig waren en dat er diverse draden loshingen, bij onderzoek aan de in beslag genomen scooter vastgesteld is dat het contactslot was verwijderd/verbroken, dat de kap onder de kilometerteller verwijderd was en dat diverse draden loshingen en verbonden waren met elkaar, en dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij had gezien dat het voorkapje van de scooter eraf was en dat hij de losse bedrading had gezien. De Hoge Raad oordeelt dat het op die vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard – en daarmee ‘wist’ – dat de scooter gestolen was, niet onbegrijpelijk is.