Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
11 januari 2018

Rechtspraak

Hennepkwekerij in woning medeplegen veroorzaken opzettelijke stoornis in elektrisch werk.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie medeplegen van opzettelijk een stoornis in de werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel te verijdelen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is, bewezenverklaard is, onder meer met rechts- en motiveringsklachten over de bewezenverklaring.

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat wat onder elektriciteitswerk moet worden verstaan, te vinden is in artikel 90ter Sr. Het moet gaan om ‘werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van elektriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken’. Deze begripsomschrijving maakt duidelijk dat het moet gaan om werken die ervoor zorgen dat de klant (huishoudens en bedrijven) van stroom wordt voorzien. Het hof legt het voorgaande zo uit dat het werken zijn die direct onderdeel uitmaken van het gehele productieproces van elektriciteit, inclusief het vervoer en aflevering aan afnemers. Juist bij de aflevering van elektriciteit bij de afnemer is de meterkast een onderdeel dat daarbij onontbeerlijk is. De meterkast maakt daar onderdeel van uit en is een elektriciteitswerk zoals bedoeld in artikel 161bis Sr.

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de in de woning te Arnhem aangetroffen hennepkwekerij van hem is. Voorts heeft hij verklaard dat hij een kennis heeft gevraagd om de elektrische installatie aan te leggen. Verdachte heeft zelf gezien dat er kabels in de meterkast hingen en heeft verklaard dat het slordig was gedaan. Verdachte was zich er dus van bewust dat de stroomvoorziening was gemanipuleerd en was aangepast door iemand die daartoe niet bevoegd was, ook al was deze kennis elektricien van beroep volgens verdachte. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte bekend dat er stroom werd afgetapt ten behoeve van zijn hennepkwekerij. Verdachte heeft een kennis gevraagd om de elektrische installatie voor zijn hennepkwekerij aan te leggen. Hij wist dat de stroom voor de hennepkwekerij werd afgetapt.

Gelet op deze feiten en omstandigheden is er sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en die kennis bij de aanleg van de elektriciteitsvoorziening voor de hennepkwekerij dat van medeplegen kan worden gesproken. Het hof oordeelt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het aftappen van elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om meebrengt dat de veiligheidsmaatregelen die normaliter na de elektriciteitsmeter in de meterkast aanwezig zijn – zoals zekeringen en/of aardlekschakelaars – worden omzeild en dat daardoor brand kan ontstaan, welk gevaar zich hier ook verwezenlijkt heeft. Evenzeer is het een feit van algemene bekendheid dat van brand in een flat waarin personen huizen en ook daadwerkelijk aanwezig zijn, gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

De Hoge Raad overweegt dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 161bis Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende term ‘elektriciteitswerk’ geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel. De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft geoordeeld dat de meterkast voor de stroomvoorziening in de woning te Arnhem, kan worden aangemerkt als een ‘elektriciteitswerk’ als bedoeld in artikel 161bis en 90ter Sr en oordeelt dat dat oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad overweegt dat in artikel 161bis Sr straf bedreigd is tegen onder anderen degene die opzettelijk een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt terwijl daardoor levensgevaar voor een ander te duchten is. Om in rechte het levensgevaar als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van het verijdelen van de veiligheidsmaatregel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich doorgaans geen personen in de nabijheid van het betreffende elektriciteitswerk bevinden. De Hoge Raad overweegt dat de bewijsmiddelen, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen afgeleid kan worden dat de verdachte en zijn mededader de stroomvoorziening ten behoeve van een hennepkwekerij hadden aangelegd op een wijze die niet voldeed aan de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen en aldus de ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen hadden verijdeld, terwijl dit geschiedde in een appartementencomplex waarin personen huizen en ook aanwezig waren, en daadwerkelijk brand is ontstaan op de zolderruimte van het perceel, het oordeel van het hof dat naar algemene ervaringsregels levensgevaar voor anderen voorzienbaar was, kunnen dragen.