Annotatie
5 april 2017
Rechtspraak
Causaliteit toedienen ibogaïne en hartstilstand.
De verdediging klaagt namens verdachte over het oordeel van het hof dat een oorzakelijk verband bestaat tussen het toedienen van ibogaïne aan het slachtoffer en de door hem ondervonden hartstilstand. Het hof heeft daartoe aangevoerd dat onder andere in enkele gevallen sprake is van een zodanig tijdsverloop tussen de inname van die iboga(ïne) en het moment van het optreden van de gezondheidsschade, dat een causaal verband tussen die inname en de in de tenlastelegging specifiek genoemde opgetreden gezondheidsschade of de toestand waarin deze is ontstaan niet vast te stellen is. Het hof overweegt dat dit anders is waar het de in de tenlastelegging genoemde schade betreft die het slachtoffer heeft opgelopen, te weten een hartstilstand. Deze gezondheidsschade is kort na de behandeling met iboga(ïne) ontstaan, terwijl uit de deskundigenrapportages en verklaringen van de deskundigen Wolters en Fromberg kan worden afgeleid dat hartritmestoornissen - die kunnen leiden tot een hartstilstand - een bekende bijwerking van het gebruik van iboga(ïne) vormen. Gelet hierop en in aanmerking nemend dat enige andere, buiten het gebruik van ibogaïne gelegen oorzaak voor het bij het slachtoffer ontstaan van die hartstilstand niet is gebleken of aannemelijk is geworden, oordeelt het hof dat tussen de toediening van de ibogaïne en het optreden van de hartstilstand een oorzakelijk verband bestaat. De Hoge Raad stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde door de verdachte verrichte gedraging - te weten het behandelen van slachtoffer met ibogaïne - en de hartstilstand van het slachtoffer, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die hartstilstand redelijkerwijs als gevolg van die gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend. Indien niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde gedraging in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, is voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (een gedraging van) de verdachte ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die gedraging is veroorzaakt. Of en wanneer sprake is van een dergelijke aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid, zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan kan als hulpmiddel dienen of in de gegeven omstandigheden de gedraging naar haar aard geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen en bovendien naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg. Daarbij kan ook worden betrokken in hoeverre aannemelijk is geworden dat ten verwere gestelde andere, niet aan de bewezenverklaarde gedraging gerelateerde oorzaken hoogstwaarschijnlijk niet tot dat gevolg hebben geleid (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BT6362). De Hoge Raad oordeelt dat in de overwegingen van het hof het oordeel besloten ligt dat de hartstilstand die het slachtoffer heeft ondervonden redelijkerwijs als gevolg van de bewezenverklaarde toediening van ibogaïne kan worden toegerekend aan de gedraging van de verdachte en dat dit oordeel niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad overweegt dat het hof onder meer heeft vastgesteld dat de hartstilstand die het slachtoffer heeft ondervonden kort na diens behandeling met ibogaïne door de verdachte is ontstaan, dat het optreden van hartritmestoornissen, mogelijk leidend tot een hartstilstand, een bekende bijwerking is van het gebruik van ibogaïne en dat van enige andere, buiten het gebruik van ibogaïne gelegen oorzaak voor die hartstilstand niet is gebleken. Daarin ligt niet alleen als oordeel van het hof besloten dat de toediening van ibogaïne door de verdachte een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die hebben geleid tot het optreden van de hartstilstand, maar ook dat die hartstilstand met ten minste de vereiste aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die toediening is veroorzaakt.