Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
15 juni 2017

Rechtspraak

Betekenis mishandeling artikel 300 lid 1 Sr jo. artikel 304 lid 1 Sr.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie mishandeling van zijn echtgenote is bewezenverklaard, dat het hof een onjuiste betekenis heeft toegekend aan de in tenlastelegging gebezigde uitdrukking. De Hoge Raad overweegt dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 300 lid 1 Sr, jo. artikel 304 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende term ‘mishandeld’ geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt aan de uitdrukking ‘mishandeling’ in artikel 300 Sr. De Hoge Raad overweegt dat het in ECLI:NL:HR:2014:2677 omtrent de uitleg van dit begrip ‘mishandeling’ heeft overwogen dat de strafbaarstelling van mishandeling in onder meer artikel 300 Sr strekt ter bescherming van de lichamelijke integriteit. Blijkens de wetsgeschiedenis is de aanvankelijke strafbedreiging van artikel 300 Sr tegen hem ‘die door eenige daad aan een ander opzettelijk lichamelijk leed toebrengt of opzettelijk diens gezondheid benadeelt’ in de loop van het wetgevingsproces vervangen door de strafbaarstelling van ‘mishandeling’ teneinde – kort gezegd – twijfels weg te nemen in verband met de taalkundige juistheid van de uitdrukking ‘lichamelijk leed’ en de niet-strafbaarheid van bepaalde vormen van toebrengen van lichamelijk leed. Niet blijkt echter van een wijziging van opvatting ten aanzien van de reikwijdte van wat oorspronkelijk was omschreven als het opzettelijk toebrengen van lichamelijk leed of het opzettelijk benadelen van de gezondheid. Gelet hierop moet onder ‘mishandeling’ in de zin van genoemde bepaling niet alleen worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn – zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BQ6690) – maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlustveroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam (vgl. NJ 1929, p. 503 en NJ 1970/314). De Hoge Raad overweegt dat onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 Sr  derhalve moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden – het opzettelijk bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlustveroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. De Hoge Raad oordeelt dat, anders dan de klacht betoogt, het hof door het ten laste gelegde bewezen te verklaren niet een met de wet strijdige betekenis aan de daarin voorkomende term ‘mishandeld’ heeft toegekend en vervolgens het bewezenverklaarde terecht heeft gekwalificeerd als ‘mishandeling’ (begaan tegen zijn echtgenote).