Annotatie
15 juli 2016
Rechtspraak
Rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f Sr.
Advocaat-generaal Bleichrodt heeft cassatie in het belang der wet ingesteld in een zaak waarin de betrokkene voor valsheid in geschrift en deelneming aan een criminele organisatie is veroordeeld. De klacht richt zich op het niet-ontvankelijk verklaren van een persoon in haar vordering tot vergoeding van de door die persoon als benadeelde partij geleden schade. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 51f lid 1 Sv, dat het oordeel van het hof op de opvatting berust dat uitsluitend aan het vereiste dat een betrokken benadeelde ‘rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit’ als bedoeld in artikel 51f lid 1 Sv, is voldaan in die gevallen waarin deze benadeelde is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd. De Hoge Raad oordeelt dat die opvatting in haar algemeenheid onjuist is. Zij miskent dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. ECLI:NL:HR:2014:959). De Hoge Raad oordeelt dat voor zover het oordeel van het hof aldus moet worden begrepen dat in de concrete omstandigheden van dit geval niet voldoende verband in voornoemde zin bestaat tussen het handelen van de betrokkene (kort gezegd: het bewezenverklaarde deelnemen aan een criminele organisatie) en de door de genoemde persoon geleden schade, dit oordeel, nu uit de bewijsvoering blijkt dat de betrokkene, kort gezegd, deel uitmaakte van een samenwerkingsverband tussen verschillende (rechts)personen waarbinnen met behulp van valse facturen ten laste van die persoon steekpenningen werden betaald en gelden werden doorgesluisd aan de (voormalige) directeur van die persoon, niet zonder meer begrijpelijk is.