Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
1 september 2016

Rechtspraak

Cassatie gegrondverklaring beklag op beslag artikel 94 Sv.

De advocaat-generaal klaagt namens het Openbaar Ministerie over de gegrondverklaring van het klaagschrift over het beslag wegens verdenking van overtreding van artikel 11a Opiumwet (Opw) door goederen te leveren aan growshops. De rechtbank heeft ten aanzien van het klaagschrift overwogen dat namens klaagster is aangevoerd dat een groot aantal goederen en een contant geldbedrag in beslag zijn genomen. Klaagster betwist dat er in strijd met artikel 11a Opw is gehandeld en stelt dat zij geen growshop, maar een groothandel is. De goederen die worden verkocht, zijn voor meerdere doeleinden geschikt en zijn in het gewone handelsverkeer niet verboden en klaagster verzoekt om teruggave van alle goederen en het contant geldbedrag. De officier van justitie heeft gesteld dat de reden voor controle bij klaagster erin gelegen was dat de politie bij de growshops folders en bestellijsten had aangetroffen. De goederen die daarbij bij klaagster werden aangetroffen, kunnen in combinatie met elkaar zeker als ‘hennep gerelateerd’ worden beschouwd. Het ging om grote aantallen goederen. De officier van justitie meent, gelet hierop, dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter tot verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer van de goederen en het geldbedrag zal komen en dat de administratie, zodra het onderzoek daaraan is afgerond, kan worden geretourneerd. De verdediging heeft – kort gezegd – betoogd dat de inbeslagname onrechtmatig is, omdat er ten tijde daarvan redelijkerwijs nog geen sprake kon zijn van een verdenking en voorts omdat geen van de in het bedrijfspand aangetroffen verkoopwaar uitsluitend geschikt is voor hennepteelt. Het staat in zijn geheel niet vast dat de producten die door klaagster zijn verkocht in de hennepteelt terecht zijn gekomen. Klaagster heeft onderzocht wie hun afnemers waren. De inbeslagname treft klaagster onevenredig nu het bedrijf thans afstevent op een faillissement. Voorts is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie allang onderzoek had kunnen doen naar de in beslag genomen administratie en dat deze in ieder geval dient te worden teruggegeven, zodat de bedrijfsvoering van klaagster doorgang kan vinden. In aanvulling daarop is door betrokkene nog verklaard dat klaagster voorzorgsmaatregelen heeft genomen door onderzoek te doen naar hun afnemers en bij twijfel niet meer te leveren. De rechtbank haalt artikel 11a lid 3 en 5 Opw aan en geeft de strekking daarvan weer. De rechtbank overweegt dat het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat na dient te worden gegaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van het voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen. De rechtbank overweegt, met verwijzing naar ECLI:NL:HR:2013:130, dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift een summier karakter draagt en dat, blijkens de parlementaire geschiedenis, sprake dient te zijn van zowel een criminele intentie als de daaruit voortvloeiende handeling. De rechtbank overweegt dat de politie onderzoek heeft gedaan naar de administratie van klaagster, waaruit naar voren is gekomen dat klaagster uitsluitend levert aan bedrijven. Een groot aantal van de afnemers van klaagster staat binnen de politie bekend om hun hennepgerelateerde activiteiten. De rechtbank oordeelt, gelet hierop, dat niet kan worden uitgesloten dat klaagster goederen aan growshops heeft geleverd, terwijl zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze goederen bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Dit betekent echter niet per definitie dat klaagster deze wetenschap dan wel dat vermoeden ook had ten aanzien van de in beslag genomen goederen. De politie heeft (vrijwel) de gehele bedrijfsvoorraad van klaagster in beslag genomen. De rechtbank oordeelt dat er thans onvoldoende aanwijzingen zijn dat klaagster ten aanzien van alle dan wel een substantieel deel van de in beslag genomen goederen had moeten weten dan wel ernstige reden had om te vermoeden dat deze goederen bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Gelet op de bevindingen van de politie waaruit blijkt dat slechts een deel van de afnemers van klaagster bekend staat om hun hennepgerelateerde activiteiten, zijn er evenmin voldoende aanwijzingen dat het in beslag genomen geldbedrag geheel of grotendeels door middel van overtreding van artikel 11a Opw is verkregen. De rechtbank acht het, gelet hierop, hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen bedrijfsvoorraad en geldbedrag zal verbeurd verklaren of zal onttrekken aan het verkeer. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de in beslag genomen administratie dat het Openbaar Ministerie voldoende tijd heeft gehad om deze te onderzoeken dan wel kopieën van de administratie te maken ten behoeve van het onderzoek. Het belang van waarheidsvinding verlangt dan ook niet langer dat het beslag wordt voortgezet. De Hoge Raad overweegt dat gelet op laatstgenoemde overwegingen de rechtbank te ver is vooruitgelopen op de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofdzaak en oordeelt dat de beslissing in zoverre niet begrijpelijk is. De Hoge Raad oordeelt voorts dat de overweging van de rechtbank dat het Openbaar Ministerie voldoende tijd heeft gehad om de in beslag genomen bedrijfsadministratie te onderzoeken dan wel kopieën van die administratie te maken ten behoeve van het onderzoek en het oordeel dat het belang van de waarheidsvinding dan ook niet langer verlangt dat het beslag wordt voortgezet, mede gelet op het korte tijdsverloop tussen de datum van de inbeslagneming, de behandeling in raadkamer en de bestreden beslissing en in het licht van hetgeen in raadkamer door de officier van justitie is aangevoerd, niet begrijpelijk is.