Annotatie
26 mei 2016
Rechtspraak
Horen getuige met gesloten deuren buiten aanwezigheid verdachte.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie diefstal met geweld is bewezenverklaard, over de beslissing van het hof om een getuige ter terechtzitting met gesloten deuren en buiten aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman te horen omtrent de reden van zijn weigering een verklaring als getuige af te leggen. Het hof heeft – kort samengevat – de getuige willen horen in de zaak en hem daartoe beëdigd. De getuige heeft op vragen van de voorzitter van het hof verklaard dat hij alleen over zijn eigen betrokkenheid wil verklaren. De voorzitter van het hof heeft de getuige daarop medegedeeld dat weigering om te verklaren kan leiden tot gijzeling en heeft de getuige gevraagd naar de reden van zijn weigering om vragen te beantwoorden. De advocaat van de getuige heeft daarop medegedeeld dat de getuige bereid is inzicht te verschaffen omtrent de motieven van zijn weigering en heeft verzocht het verhoor van de getuige omtrent zijn weigering buiten aanwezigheid van de verdachte en diens raadsman te laten plaatsvinden. Daartegen heeft de raadsman van de verdachte bezwaar gemaakt en daartoe aangevoerd dat het hof anders over meer informatie beschikt dan de verdediging. Het hof heeft beslist dat de getuige met gesloten deuren en buiten aanwezigheid van de verdachte en diens raadsman zal worden gehoord omtrent de reden van zijn weigering als getuige te verklaren en heeft een daartoe strekkend bevel gegeven. Het hof heeft voorts beslist dat het proces-verbaal van dit verhoor van de getuige niet in het dossier van de verdachte wordt gevoegd. De Hoge Raad overweegt dat het hof op de gronden als vermeld in artikel 269 lid 1 Sv de bevoegdheid heeft te bevelen dat een gedeelte van de behandeling van de zaak met gesloten deuren plaatsvindt. De wet voorziet echter noch in die bepaling noch in de bepalingen betreffende het ter terechtzitting horen van getuigen (artikel 292 tot en met 297 Sv) in een zo verstrekkende beperking van de openbaarheid dat het horen van een getuige buiten aanwezigheid van de raadsman van de verdachte kan geschieden. De Hoge Raad oordeelt dat derhalve het oordeel van het hof dat het bevoegd was te bevelen dat het verhoor van de getuige buiten aanwezigheid van de raadsman van de verdachte zou plaatsvinden, van een onjuiste rechtsopvatting getuigt.