Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
22 april 2016

Rechtspraak

Slagende bewijsklacht opzet doodslag.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie doodslag is bewezenverklaard, dat het hof de bewezenverklaring van het opzet ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring onder meer overwogen dat de raadsvrouw ter terechtzitting heeft betoogd dat de verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijk zin, op de dood van het slachtoffer, zodat hij van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daaromtrent overweegt het hof dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep – kort weergegeven – heeft verklaard dat hij met het (latere) slachtoffer in gevecht is geraakt, dat hij op een gegeven moment tijdens die confrontatie een mes uit zijn rugzak heeft gepakt en dat mes voor zich heeft gehouden, nadat het slachtoffer dreigend een fiets boven het hoofd had gehouden en naar de verdachte had gegooid. Volgens de verdachte rende het slachtoffer daarna op hem af en trok hij de verdachte meermalen naar zich toe. Aldus is het slachtoffer in het mes gelopen, waardoor hij (fatale) steekverwondingen in de buik heeft opgelopen. Toen de verdachte voor de tweede keer werd vastgehouden door het slachtoffer, heeft de verdachte hem vervolgens met het mes in zijn rug gestoken. Het hof oordeelt dat de handelingen die de verdachte naar eigen zeggen na het pakken van het mes met dat mes in de hand heeft uitgevoerd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op de dood van slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat het opzet van de verdachte op de dood van slachtoffer gericht is geweest, waaraan hetgeen door de raadsman in dit verband naar voren is gebracht, niet kan afdoen. Het hof oordeelt dan ook dat de verdachte met de voor het bewijs van het tenlastegelegde feit vereiste opzet heeft gehandeld. De Hoge Raad oordeelt, in aanmerking genomen dat de bewijsvoering met betrekking tot het steken in de buik niet meer inhoudt dan dat – kort gezegd – slachtoffer in het mes is gelopen dat de verdachte voor zich hield op het moment dat slachtoffer op de verdachte afrende en slachtoffer hem meermalen naar zich toe trok, dat het oordeel van het hof in zoverre niet zonder meer begrijpelijk is en niet toereikend is gemotiveerd.