Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
8 november 2017

Rechtspraak

Verzoek tot overleggen nieuwe stukken.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie poging tot zware mishandeling is bewezenverklaard, onder meer dat het hof artikel 414 lid 1 Sv heeft miskend door het verzoek van de verdachte tot het overleggen van een nieuw stuk af te wijzen. Het hof heeft de verdachte het recht gelaten het laatste te spreken. De verdediging merkt op dat zij bezwaren in deze zaak op schrift hebben gezet. ‘Het is een combinatie van mijn eigen bezwaren en punten uit het deskundigenrapport geworden. Het is een stuk van 14 pagina's’, aldus de verdediging. De oudste raadsheer merkt op dat de behandeling van de zaak tegen het einde is gekomen. De voorzitter merkt – zakelijk weergegeven – op dat de verdediging bij pleidooi door de raadsman is gevoerd en het hof daarom het geschreven stuk niet in kan ontvangst nemen, aangezien de advocaat- generaal daarop niet meer zal kunnen reageren.

De Hoge Raad overweegt dat ingevolge artikel 414 lid 1 tweede volzin Sv de advocaat-generaal bij het ressortsparket en de verdachte bevoegd zijn voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid is evenwel onderworpen aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daaromtrent valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan, waarbij mede betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, indien het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt. Ingeval bij de behandeling van een zaak in hoger beroep door de advocaat-generaal dan wel door of namens de verdachte het verzoek wordt gedaan om nadere bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen, zal de rechter een afwijzende beslissing op een dergelijk verzoek dienen te motiveren aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BL7709).

De Hoge Raad overweegt, in aanmerking genomen dat de voorzitter van het hof ter terechtzitting heeft medegedeeld dat het hof de door de verdachte op schrift gestelde bezwaren niet in ontvangst kan nemen, dat het hof verdachtes verwijzingen naar zijn – op schrift gestelde – bezwaren kennelijk heeft opgevat als een verzoek zijnerzijds het stuk over te kunnen leggen. Zo een verzoek is een verzoek in de zin van artikel 414 lid 1 tweede volzin Sv. De Hoge Raad oordeelt dat het hof, door te oordelen dat dit verzoek wordt afgewezen op de grond dat de verdediging van de verdachte bij pleidooi is gevoerd door diens raadsman en de advocaat-generaal niet meer zal kunnen reageren op dat stuk, onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ofwel de aan te leggen maatstaf bij de beoordeling van het verzoek heeft miskend, ofwel, indien het dit niet heeft gedaan, zijn oordeel niet behoorlijk heeft gemotiveerd.