Annotatie
28 maart 2018
Rechtspraak
Gebouw als bedoeld in artikel 138a lid 1 Sr.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie kraken is bewezenverklaard, over het oordeel van het hof dat de verdachte zich bevond in een gebouw als bedoeld in artikel 138a lid 1 Sr. De verdediging heeft op de terechtzitting als verweer aangevoerd dat de zaak van verdachte anders is dan die van de andere verdachten die terechtstaan. Hij werd immers, anders dan de andere verdachten, slapend in een caravan aangehouden op een terrein achter de zogenoemde tweede loods. Deze loods lag meer dan tien meter verwijderd van het gebouw. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte op of omstreeks 9 september 2015 in een gebouw wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd. In zijn zaak kan alleen al daarom slechts vrijspraak volgen. Zijn aanhouding en inverzekeringstelling waren bovendien onrechtmatig. Een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv ontbrak. In zijn zaak geldt bovendien dat hij op die grote afstand geen enkele vordering van de politie om het pand De Vloek te verlaten, heeft gehoord c.q. heeft kunnen horen.
De verdediging overweegt dat een caravan geen ‘gebouw’ is en verwijst naar aantekening 9 op artikel 138a Sr uit de 10e druk van Tekst en Commentaar Strafrecht en dat de politierechter ten onrechte heeft geoordeeld dat ook de op het terrein aanwezige caravans moeten worden beschouwd als gebouw in de zin van artikel 138a Sr. Vergelijk over het kraken van een zeecontainer (ECLI:NL:GHARN:2007:BB0197): ‘Voor wat betreft het begrip “gebouw” kan het volgende opgemerkt worden. Gelet op het zojuist genoemde arrest van de Hoge Raad, waarbij is uitgemaakt dat de in de Leegstandwet gegeven definitie van “gebouw” geen betekenis heeft voor de uitleg van artikel 429sexies Sr, dient onder gebouw veeleer te worden verstaan een bouwwerk dat – in tegenstelling tot het begrip woning in dit artikel – niet bestemd is tot bewoning. Nu in de wet geen definitie wordt gegeven van het begrip gebouw kan aansluiting worden gezocht bij hetgeen daarmee in het algemeen spraakgebruik wordt bedoeld. Naar algemeen spraakgebruik zal een zeecontainer daar niet onder worden begrepen.’ Verdachte bevond zich in een caravan, niet zijnde een ‘gebouw’. Ook dit brengt mee dat een bewezenverklaring van het ten laste gelegde in zijn zaak is uitgesloten.
De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 138a lid 1 Sr, dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 138a lid 1 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende term ‘gebouw’ geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling. Onder ‘gebouw’ als bedoeld in artikel 138a lid 1 Sr moet worden verstaan een bouwwerk dat – in tegenstelling tot een ‘woning’ in de zin van dit artikel – niet is bestemd tot bewoning (vgl. met betrekking tot artikel 429sexies (oud) Sr, NJ 2002/167). De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat ‘het Pand’ te Den Haag bestaat uit twee loodsen en een buitenruimte en dat de verdachte is aangehouden in een caravan die gelegen was op het terrein van ‘het Pand’. Vervolgens heeft het hof overwogen dat ieder onderdeel van ‘het Pand’ en derhalve ook de genoemde caravan moeten worden beschouwd als (een deel van) een ‘gebouw’ in de zin van artikel 138a lid 1 Sr. Hierin ligt als het oordeel van het hof besloten dat de enkele omstandigheid dat de caravan was gelegen in de buitenruimte met zich brengt dat die caravan heeft te gelden als een deel van een ‘gebouw’ als bedoeld in artikel 138a lid 1 Sr. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel, mede gelet op de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal, van een onjuiste rechtsopvatting getuigt.