Annotatie
21 november 2017
Rechtspraak
Voorhanden hebben voorwerpen bestemd tot hennepteelt.
De verdediging klaagt namens de verdachte, ten aanzien van wie het voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd waren tot het plegen van feiten bedoeld in artikel 11 lid 3 en/of 5 Opiumwet is bewezenverklaard, dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte wist dat de voorwerpen bestemd waren tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten, althans dat het hof is afgeweken van een daaromtrent ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, terwijl het hof daarop ten onrechte niet heeft gerespondeerd. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte behoort te worden vrijgesproken nu – kort gezegd – geen strafbare bestemming van de aangetroffen goederen, die volgens de verdachte bij het afval lagen, kan worden vastgesteld en evenmin een strafbare intentie bij verdachte kan worden vastgesteld. Volgens het hof steunt de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen: de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat hij wist dat hij de goederen (koolstoffilters en een henneptent) niet mocht hebben en hij erkent dat hij tekort is geschoten in het afhandelen van zijn growshop, en twee processen-verbaal houdende de bevindingen van opsporingsambtenaren, die wegens de veranderde wetgeving per 1 maart 2015 een growshopcontrole hebben uitgevoerd.
De Hoge Raad overweegt dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte voorwerpen ‘bestemd tot het plegen van een of meer feiten strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, Opiumwet, voorhanden heeft gehad, terwijl de verdachte, wist dat die voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)’ – mede in het licht van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door en namens de verdachte is aangevoerd –, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. De Hoge Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat de verdediging onder meer heeft aangevoerd dat de koolstoffilters waren beschadigd en er gaten zaten in de kweektent en dat de desbetreffende goederen op de in de tenlastelegging genoemde datum niet (meer) bestemd waren voor beroepsmatige of bedrijfsmatige hennepteelt.