Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
6 juni 2017

Rechtspraak

Uitleg tenlastelegging artikel 420quater lid 1 (oud) Sv.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie schuldwitwassen is bewezenverklaard, dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Het hof heeft ten aanzien van de tenlastelegging overwogen dat het door de verdediging gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde, berust op een onjuiste grondslag. Het hof spreekt de verdachte weliswaar vrij van het verhullen of verbergen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag, maar komt in navolging van de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van dat geldbedrag. De tekst van de tenlastelegging biedt voor dit laatste de ruimte, terwijl op dit punt geen verweer is gevoerd door de verdediging. De Hoge Raad overweegt dat het hof ten laste van verdachte heeft bewezenverklaard dat hij op 28 juli 2014 te Amsterdam een groot geldbedrag, te weten € 94.720, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten aanzien van dat geldbedrag redelijkerwijs moest vermoeden dat dit onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. De Hoge Raad overweegt na het aanhalen van artikel 420bis lid 1 Sr en artikel 420quater lid 1 Sr dat het hof de tenlastelegging aldus heeft verstaan dat daarin aan de verdachte onder meer handelen in strijd met artikel 420quater lid 1 aanhef en onder b (oud) Sr wordt verweten inhoudende dat hij een geldbedrag van € 94.720 voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten aanzien van dat geldbedrag redelijkerwijs moest vermoeden dat dit onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Deze, aan de feitenrechter voorbehouden, uitleg van de tenlastelegging is niet onverenigbaar met de bewoordingen ervan en moet in cassatie worden geëerbiedigd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof, uitgaande van die uitleg, bij de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging niet heeft verlaten. Dat in de inleidende dagvaarding artikel 420bis lid 1 aanhef en onder a Sr als wettelijke voorschrift is vermeld waarbij het onder 1 ten laste gelegde feit is strafbaar gesteld, leidt in het onderhavige geval niet tot een ander oordeel.