Annotatie
20 juni 2018
Rechtspraak
Verenigbaarheid bijzondere voorwaarde met artikel 14c lid 2 Sr.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie belaging is bewezenverklaard, dat het hof een bijzondere voorwaarde heeft gesteld die onverenigbaar is met artikel 14c lid 2 Sr. Het hof heeft als bijzondere voorwaarde gesteld dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet melden bij de reclassering of een door de reclassering nader te bepalen instelling, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dat de veroordeelde zich voorts houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als die aanwijzingen inhouden dat de veroordeelde zich ambulant of klinisch moet laten behandelen. Het heeft daartoe, onder het opschrift strafmotivering, overwogen dat het bij het bepalen van de straf acht heeft geslagen op een reclasseringsadvies van het Leger des Heils en een psychodiagnostisch onderzoek van Parnassia dat door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof is overlegd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die hierin naar voren zijn gekomen, met name zijn autistische stoornis en zijn psychische gesteldheid als gevolg van suïcidale en depressieve klachten waarvoor hij ten tijde van het ten laste gelegde in behandeling was, oordeelt het hof dat de verdachte dringend verdere professionele hulp en begeleiding nodig heeft en derhalve acht het hof een onvoorwaardelijke straf niet opportuun. Het hof betrekt hierbij dat zulks ook de uitdrukkelijke ter terechtzitting in hoger beroep uitgesproken wens van het slachtoffer is. Het hof zal om die reden een na te noemen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan een bijzondere voorwaarde verbinden, zodat de benodigde hulp aan de verdachte kan worden geboden.
De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 14c lid 2 aanhef en onder 10º Sr dat ingevolge genoemde bepaling de voorwaarde tot opneming van de veroordeelde in een zorginstelling slechts kan worden opgelegd voor een door de rechter te bepalen termijn. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur is voorbehouden aan de rechter (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY5449). De Hoge Raad oordeelt dat de door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde voor zover deze de beslissing of, en voor welke duur, de verdachte zich gedurende de proeftijd onder klinische behandeling moet laten stellen, in handen legt van Reclassering Nederland, gelet hierop, onverenigbaar is met artikel 14c lid 2 onder 10º Sr en doet de zaak zelf af.