Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
22 april 2016

Rechtspraak

Horen benadeelde partij als getuige zonder beëdiging.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie poging tot diefstal met braak is bewezenverklaard, dat het hof de benadeelde partij heeft gehoord over het tenlastegelegde, althans de (persoon van de) verdachte, althans omstandigheden die samenhangen met de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv zonder haar als getuige te beëdigen. Het proces-verbaal van de zitting van het hoger beroep houdt in dat de voorzitter heeft vastgesteld dat de benadeelde partij is verschenen. De benadeelde partij deelt op de vraag van de oudste raadsheer of zij verdachte kende voor de poging tot inbraak mede: ‘Tijdens Nieuwjaar 2013/2014 waren er een hoop mensen bij mij op bezoek. Ook verdachte is bij mij geweest. Hij probeerde mij te versieren. Ik ben een stuk ouder dan verdachte. Later bleek dat mijn laptop weg was. Ik vertrouwde de overige personen die bij mij op bezoek waren en wist dus dat verdachte de laptop had gestolen. Ik heb hem daarop aangesproken. Toen kreeg ik via Facebook een grote mond terug. Ik heb meerdere verhalen gehoord over waartoe verdachte in staat is. Ik denk dat hij op 11 januari 2014 een diefstal wilde plegen. Ik had mijn gordijnen niet dicht en mijn tas was zichtbaar achter de schuifpui.’ De Hoge Raad overweegt dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep de benadeelde partij op vragen van de oudste raadsheer een verklaring heeft afgelegd. Het proces-verbaal houdt niet in dat de benadeelde partij daartoe als een getuige is beëdigd zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is geschied. De Hoge Raad oordeelt de door de oudste raadsheer gestelde vragen niet uitsluitend de vordering van de benadeelde partij betreffen. De door de benadeelde partij op die vragen afgelegde verklaring kan ook van belang zijn voor de beantwoording van de in de artikel 348 en 350 Sv bedoelde vragen. De Hoge Raad oordeelt dat evenwel moet worden aangenomen dat het hof geen, dan wel zeer gering gewicht aan die verklaring heeft toegekend, nu de gedane uitlatingen van de benadeelde partij niet tot het bewijs heeft gebezigd en daaraan ook overigens niet heeft gerefereerd in zijn arrest. De Hoge Raad oordeelt dat gelet hierop dat de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang heeft bij zijn klacht.