Annotatie
20 juni 2018
Rechtspraak
Jeugdzaak: dadelijke uitvoerbaarheid.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer ontucht met een minderjarige, het opzettelijk in voorraad hebben en uitgeven van valse bankbiljetten en diefstal met geweld is bewezenverklaard, dat het hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd, de gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar heeft verklaard. Het hof heeft daartoe overwogen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn en dat het bij de strafoplegging in het bijzonder rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een zwakbegaafd meisje van 13 jaar. Hij heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft hierbij geen enkele rekening gehouden met haar gevoelens en de gevolgen die het voor haar zouden hebben. Hij heeft enkel gedacht aan zijn eigen lustgevoelens. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd psychische klachten ondervinden. Uit de verklaring die de moeder van de betrokkene ter zitting heeft afgelegd blijkt dat zij nog steeds klachten heeft als gevolg van hetgeen haar is overkomen. Daarnaast heeft verdachte valse bankbiljetten doen uitgeven, vals geld in bezit gehad en heeft hij een straatroof gepleegd. Ook dit zijn naar het oordeel van het hof ernstige feiten. Het hof heeft kennis genomen van het UJD van 19 december 2016 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor een straatroof.
Gezien de ernst van de feiten is een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie in beginsel passend. Het hof houdt echter ook rekening met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is en dat verdachte ten aanzien van het eerste bewezenverklaarde feit van alle verdachten de jongste was. Het hof houdt bovendien rekening met de over verdachte opgemaakte rapportages zoals het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een laag intelligentieniveau. Hij heeft een IQ van 73. Er zijn veel zorgen over de opgroei- en opvoedingssituatie van verdachte. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden en een werkstraf. Dit is ter terechtzitting nog nader toegelicht door de gezinsvoogd en door een medewerker van Samen Veilig (SAVE) Midden-Nederland. De eerder door de rechtbank opgelegde leerstraf (Respect Limits) bestaat niet meer, zodat het advies in zoverre is beperkt tot een werkstraf. Verder is benadrukt dat het van belang is dat verdachte door de jeugdreclassering wordt begeleid, ook al wordt hij binnenkort 18 jaar. Al het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof met de advocaat-generaal een voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden. Het hof zal in elk geval de bijzondere voorwaarde van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering (SAVE) opleggen. De advocaat-generaal heeft bovendien gevorderd om naast een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod op te leggen (Xenos en de onderdoorgang bij de bibliotheek in Houten). Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte nog regelmatig contact heeft met de betrokkene en dat zij hiervan veel hinder ondervindt. De raadsman heeft verklaard dat een contactverbod akkoord is, maar een locatieverbod niet, onder meer omdat verdachte daar in de buurt werkt. Het hof is van oordeel dat een contactverbod met de betrokkene passend en geboden is. Het gevorderde locatieverbod zal het hof niet opleggen. Het hof merkt op dat het contactverbod met de betrokkene uiteraard ook geldt als zij zich in de Xenos bevindt. Het hof is voorts van oordeel dat gezien de vele zorgen die er zijn omtrent verdachte er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Het hof zal daarom ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.
De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 77za lid 1 Sr, dat een rechterlijke uitspraak in de regel pas ten uitvoer mag worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in artikel 77za Sr voorziene uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van artikel 77z Sr gestelde bijzondere voorwaarden kan voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben. Mede gelet daarop zal de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in artikel 77za Sr gestelde voorwaarden is voldaan (vgl. ECLI:NL:HR:2015:531). De Hoge Raad overweegt dat het hof geoordeeld heeft dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel, gelet op hetgeen is bewezenverklaard en hetgeen het hof overigens heeft overwogen, niet onbegrijpelijk is en toereikend is gemotiveerd.