Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
9 maart 2018

Rechtspraak

Grondslagverlating artikel 13 lid 1 aanhef en onder a (oud) Flora- en faunawet.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 lid 1 aanhef en onder a Flora- en faunawet (Ffw) is bewezenverklaard, dat het hof bij de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Het hof heeft ten aanzien van de tenlastelegging overwogen dat, gelet op de inhoud van het procesdossier, het de kennelijke bedoeling van de steller der tenlastelegging is geweest om het verwijt te formuleren dat verdachte – kort gezegd – twee dode konijnen, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, onder zich heeft gehad. Op grond van artikel 13 lid 1 aanhef en onder a Ffw is het verboden om dieren dan wel producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort onder zich te hebben. Gelet op het bepaalde in artikel 1 lid 1 Ffw wordt verstaan onder producten van dieren: ‘dode dieren’. Blijkens de inhoud van het procesdossier en de voornoemde wettelijke bepalingen, zoals die luidden ten tijde van het ten laste gelegde, heeft de steller der tenlastelegging het oog gehad op producten van dieren in de zin van dode dieren. Gelet daarop zal het hof de tenlastelegging verbeterd lezen in dier voege dat het in de tenlastelegging vóór het woord ‘dieren’ de woorden ‘producten van’ zal opnemen en tussen ‘2’ en ‘konijnen’ het woord ‘dode’ zal invoegen. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting door deze verbetering niet in zijn verdediging geschaad. Het hof heeft vervolgens ten aanzien van verdachte bewezenverklaard dat hij op 1 september 2012 te Berghem, gemeente Oss, producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten ‘2 dode konijnen’, onder zich heeft gehad.

De Hoge Raad overweegt na het aanhalen van artikel 1 lid 1 Ffw en artikel 13 lid 1 aanhef en onder a Ffw, dat bij de beoordeling van de klacht voorop moet worden gesteld dat het op de weg van de rechter ligt om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, mits de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo een verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 Sv, maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het Openbaar Ministerie of van de verdachte is vereist (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD3662). De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft geoordeeld dat de in de tenlastelegging als gevolg van een kennelijke vergissing vermelde ‘dieren’ en ‘2 konijnen’ verbeterd kunnen worden gelezen als ‘producten van dieren’ en ‘2 dode konijnen’ en dat de verdachte door deze verbetering niet in zijn verdediging is geschaad. De Hoge Raad oordeelt dat die oordelen, gelet op het verweer, de inhoud van de bewijsmiddelen en de wettelijke bepalingen in aanmerking genomen, niet onbegrijpelijk zijn. Van grondslagverlating is derhalve geen sprake.