Annotatie
5 oktober 2016
Rechtspraak
Schending aanwezigheidsrecht gedetineerde verdachte.
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie diefstal meermalen gepleegd is bewezenverklaard, dat de verdachte in strijd met artikel 6 EVRM niet in de gelegenheid is gesteld bij de berechting van zijn zaak in hoger beroep aanwezig te zijn, aangezien hij ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep was gedetineerd en nimmer bewust afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich een akte van uitreiking inhoudende dat de dagvaarding op 31 maart 2015 in persoon aan de verdachte is uitgereikt en een proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte niet is verschenen, dat wel is verschenen mr. Tamboenan, namens mr. de Gruijl, die desgevraagd door de voorzitter heeft medegedeeld door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren, dat de raadsman het woord tot verdediging heeft gevoerd en dat het onderzoek is gesloten. De Hoge Raad overweegt dat de TULP/MIR Registratiekaart van 11 maart 2016 inhoudt dat de verdachte van 20 april 2015 tot 15 mei 2015 gedetineerd is geweest in het huis van bewaring te Zeist. De Hoge Raad overweegt vervolgens dat de rechter, indien de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen, maar de dagvaarding aan hem in persoon is betekend en de ter terechtzitting aanwezige door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigde raadsman niet verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden met het oog op de uitoefening van het aanwezigheidsrecht door de verdachte, kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak zich in detentie bevond zonder dat dit de rechter bekend was, in die situatie niet meebrengt dat achteraf moet worden vastgesteld dat feitelijk aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, tekortgedaan is.