Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
17 mei 2018

Rechtspraak

Roofoverval op oude vrouw: poging (gekwalificeerde) doodslag.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie poging gekwalificeerde doodslag is bewezenverklaard, over de bewezenverklaring wat betreft het opzet van de verdachte. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het, op grond van de in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uitgaat van de navolgende feiten en omstandigheden:

- Aan de verdachte was verteld dat er in de woning wat te halen viel; er zouden waarschijnlijk spullen en contant geld liggen dat de verdachte mee kon nemen.

- Aan de verdachte was verteld dat in de woning een oude vrouw alleen woonde.

- De verdachte kwam bij de woning en sloeg, na eerst geprobeerd te hebben een deur aan de zijkant open te breken, een raam aan de voorkant in. De verdachte zei tegen het slachtoffer die volgens hem wakker was geworden, dat ze haar mond moest houden. Hij was nog niet binnen en heeft vervolgens nog meer glas ingeslagen waarna het slachtoffer begon te schreeuwen dat hij weg moest gaan.

- De verdachte hoorde aan haar stem dat het een oude vrouw was.

- De verdachte stapte naar binnen en trof de vrouw in de woonkamer. Hij duwde haar weg waarna ze op de grond viel.

- De vrouw stond weer op en de verdachte gaf haar met zijn vuist een klap in haar gezicht, waarna hij haar nog twee klappen heeft gegeven op dezelfde manier.

- De verdachte sloeg de vrouw naar eigen zeggen redelijk hard; er zat wel vaart achter.

- De vrouw schreeuwde van de pijn en viel hard op de grond. Daarna was het stil.

- De verdachte doorzocht vervolgens de woning en nam een goudkleurig hangertje mee.

- Het slachtoffer heeft als gevolg van de geweldshandelingen van de verdachte een gebroken neus, een gebroken oogkas en ernstig hersenenletsel opgelopen.

Het hof overweegt dat het uit de te bezigen bewijsmiddelen, in het bijzonder de bovenstaande, afleidt dat de verdachte welbewust en doelgericht het slachtoffer enkele malen hard met zijn vuist op een kwetsbaar lichaamsdeel, haar hoofd, heeft geslagen ten gevolge waarvan zij ten val kwam. Dit terwijl de verdachte wist dat zij op leeftijd was en dus een fragieler gestel had dan de gemiddelde persoon en de verdachte ook wist dat zij net was opgestaan na een eerdere val ten gevolge van een duw van de verdachte. Dat het door de verdachte toegepaste geweld aanzienlijk was, vindt bevestiging in de aard en zwaarte van de verwondingen die het slachtoffer hierdoor heeft opgelopen. Door te handelen als hij heeft gedaan, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden en is het opzet van de verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Uit de verklaringen van de verdachte leidt het hof voorts af dat hij naar de woning is gegaan met de kennelijke bedoeling een diefstal te plegen, dat het slachtoffer hem heeft betrapt en dat hij na de – met het oog op de uitvoering van zijn plan om te stelen – jegens haar gepleegde geweldshandelingen, de woning heeft doorzocht en een goudkleurig sieraad heeft meegenomen, zodat ook bewezen wordt dat de verdachte het geweld heeft gepleegd om de diefstal gemakkelijk te maken.

De Hoge Raad overweegt dat het hof uit de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden heeft afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, zoals bewezenverklaard is. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel geen blijk geeft van een onjuiste opvatting en toereikend gemotiveerd is.