Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
7 september 2016

Rechtspraak

Toepassing bewijsmotiveringsvoorschriften.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie mishandeling is bewezenverklaard, dat het hof de bewezenverklaring ten onrechte heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het bestreden arrest is opgenomen. De Hoge Raad overweegt voorafgaand aan de behandeling van de klacht dat het bekend is dat onduidelijkheden bestaan omtrent de toepassing van de bewijsmotiveringsvoorschriften door een gerechtshof in geval van bevestiging dan wel vernietiging van een mondeling vonnis van onder andere de politierechter en merkt daarom het navolgende op over de toepassing van deze bewijsmotiveringsvoorschriften.

Ingevolge artikel 378 lid 2 Sv dient de aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) (hierna: de Regeling). De Hoge Raad overweegt voorts dat volgens artikel 1 van de Regeling in geval van bewezenverklaring de aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter onder meer de navolgende gegevens dient te bevatten:

‘b. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt).’

Voor wat betreft de uitspraak van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in hoger beroep houdt artikel 3 van de Regeling onder meer in:

‘b. beslissing omtrent het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld (gehele of gedeeltelijke bevestiging/gehele of gedeeltelijke vernietiging);

(...)

d. inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) tenlastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt).’

Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest

De Hoge Raad overweegt, na het eveneens aanhalen van artikel 359 lid 3 Sv, artikel 423 lid 1 en 3 Sv, artikel 425 lid 2 en 3 Sv en artikel 426 lid 5 Sv, dat op grond van artikel 423 lid 1 Sv zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van het hof bevoegd is een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen en dat dit ook geldt indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling bepaald. De bevoegdheid om zo een mondeling vonnis te bevestigen is niet beperkt tot het geval bedoeld in artikel 359 lid 3 tweede volzin Sv (bekennende verdachte). Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen – in overeenstemming met de Regeling – verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in geval van bevestiging van het vonnis in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Dit lijdt, gelet op het bepaalde in artikel 359 lid 3 tweede volzin Sv, evenwel uitzondering indien ter terechtzitting van de meervoudige kamer in hoger beroep door de verdachte anders – dat wil zeggen: niet in bekennende zin – is verklaard of door zijn raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging te geschieden met aanvulling van gronden, dus met opneming van de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest. Dat houdt in dat de feiten of omstandigheden die redengevend zijn geacht voor de bewezenverklaring, moeten zijn vervat in de door het hof gebezigde en in zijn arrest weergegeven bewijsmiddelen. Indien zij niet in die bewijsmiddelen zijn vermeld, moet het hof met voldoende mate van nauwkeurigheid

(a) die feiten of omstandigheden, en

(b) het wettige bewijsmiddel of de wettige bewijsmiddelen aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend, aanduiden.

Die overwegingen onder ‘Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest ‘ gelden ook ingeval de zaak in hoger beroep door de enkelvoudige kamer van het hof is behandeld en die enkelvoudige kamer niet mondeling maar schriftelijk arrest wijst. In dat geval is de Regeling niet van toepassing.

Vernietiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest

De Hoge Raad overweegt vervolgens dat het arrest van de meervoudige kamer in geval van vernietiging van een mondeling vonnis, dient te voldoen aan de voorschriften van artikel 358 en 359 Sv, waaronder dat van artikel 359 lid 3 eerste volzin Sv. Ingevolge die eerste volzin zal het hof indien het – na vernietiging van het vonnis – tot een bewezenverklaring komt, de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in zijn arrest moeten vermelden, in voege de onder ‘Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest’ genoemde overwegingen. In zo een geval kan het hof wat betreft de bewijsvoering dus niet volstaan met het slechts uit de aantekening mondeling vonnis overnemen van de daarin overeenkomstig de Regeling vervatte verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken. Het hof kan in het geval, bedoeld in artikel 359 lid 3 tweede volzin Sv (bekennende verdachte) – na vernietiging van het vonnis – volstaan met een opgave van de gebezigde bewijsmiddelen. Aan die eis kan, mede gelet op artikel 423 lid 3 Sv, door uit de aantekening mondeling vonnis de daarin, overeenkomstig de Regeling vervatte verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en/of andere processtukken, over te nemen, ook worden voldaan.

De overwegingen onder ‘Vernietiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest’ gelden ook ingeval de zaak in hoger beroep door de enkelvoudige kamer van het hof is behandeld en die enkelvoudige kamer niet mondeling maar schriftelijk arrest wijst. In dat geval is de Regeling niet van toepassing.

Bevestiging en vernietiging van een mondeling vonnis bij mondeling arrest

Indien de enkelvoudige kamer van het hof mondeling arrest wijst, mag de aantekening van het mondelinge arrest wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen – in overeenstemming met de Regeling – verwijzen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, ongeacht of het geval bedoeld in artikel 359 lid 3 tweede volzin Sv, zich voordoet. Deze verwijzing kan, ook in geval van vernietiging van het mondeling vonnis bij mondeling arrest, zowel het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg als het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep betreffen.

De Hoge Raad overweegt dat de het hof – met vernietiging van het door de politierechter in de Rechtbank Amsterdam gewezen mondeling vonnis – overeenkomstig hetgeen de verdachte subsidiair is tenlastegelegd, heeft bewezenverklaard en haalt de aanvulling op het verkorte arrest, bedoeld in artikel 365a Sv, aan. De Hoge Raad oordeelt na het, voor zover van belang, aanhalen van het door het hof genoemde proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter dat gelet op de overweging onder ‘Vernietiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest’, dat het arrest van de meervoudige kamer in geval van vernietiging van een mondeling vonnis dient te voldoen aan de voorschriften van artikel 358 en 359 Sv, waaronder dat van artikel 359 lid 3 eerste volzin Sv. Ingevolge die eerste volzin zal het hof indien het – na vernietiging van het vonnis – tot een bewezenverklaring komt, de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in zijn arrest moeten vermelden, in voege de onder ‘Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest’ genoemde overwegingen. In zo een geval kan het hof wat betreft de bewijsvoering dus niet volstaan met het slechts uit de aantekening mondeling vonnis overnemen van de daarin overeenkomstig de Regeling vervatte verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken en in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep zich hier niet het geval voordoet bedoeld in artikel 359 lid 3 tweede volzin Sv aangezien aldaar door de verdachte is verklaard – zakelijk weergegeven –dat hij ten onrechte is veroordeeld en door de raadsman vrijspraak is bepleit, de klacht terecht is.