Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
20 oktober 2017

Rechtspraak

Beletten van een ambtenaar in de zin van artikel 184 Sr.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie opzettelijk beletten van enige handeling, door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, is bewezenverklaard, over de uitleg, althans de motivering daarvan, die het hof heeft gegeven aan het begrip ‘beletten’ als bedoeld in artikel 184 Sr. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het van oordeel is dat de verbale uitingen van verdachte jegens de betreffende opsporingsambtenaren aan duidelijkheid niets te wensen over laten. Verdachte heeft op krachtige en dreigende toon bedreigende taal geuit. Klip-en-klaar is dat hij niet wilde dat de opsporingsambtenaren het clubhuis van de motorclub zouden betreden. Uiteindelijk ging verdachte (met een aantal anderen) het clubhuis weer binnen waarbij de deur van het clubhuis voor de ogen van de opsporingsambtenaren werd gesloten. Dit optreden van verdachte maakte het hen op dat moment onmogelijk om het clubhuis van de motorclub te betreden. Het hof is daarom – anders dan de raadsman – van oordeel dat verdachte de opsporingsambtenaren heeft belet (zoals bedoeld in artikel 184 Sr) om het clubhuis binnen te gaan. Voorts deelt het hof de opvatting van de raadsman dat de situatie in de onderhavige zaak zich niet laat vergelijken met de situatie zoals aan de orde in het arrest ECLI:NL:GHSHE:2010:BN4072 niet, nu in beide zaken op een dreigende manier bedreigende taal werd geuit door de verdachte in de richting van de opsporingsambtenaren ter voorkoming van handelen door de opsporingsambtenaren. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het hof van oordeel dat verdachte de opsporingsambtenaren opzettelijk heeft belet om het clubhuis te betreden. Daartoe overweegt het hof dat verdachte de opsporingsambtenaren in niet mis te verstane bewoordingen te kennen heeft gegeven dat zij niet binnen mochten komen. De door verdachte gebezigde verbale uitlatingen zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het hof leidt het opzet van verdachte af uit voornoemde uitlatingen.

De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 184 lid 1 Sr, hetgeen het hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld. De Hoge Raad overdeelt, die overweging in aanmerking genomen, dat het oordeel van het hof dat de verdachte de door de toezichthouders ondernomen handelingen – die door het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk zijn aangemerkt als het begin van de uitvoering van hun controlebevoegdheid – in de gegeven omstandigheden heeft ‘belet’ door te voorkomen dat de opsporingsambtenaren het clubhuis daadwerkelijk konden betreden, geen blijk geeft van een onjuiste uitleg van die in de tenlastelegging gebezigde, aan artikel 184 Sr ontleende, term. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel ook niet onbegrijpelijk is.