Annotatie
21 juli 2016
Rechtspraak
Klimopzaak, kwalificatie witwassen artikel 420bis Sr (SR 2016-0282)
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie witwassen is bewezenverklaard, dat het hof ten onrechte het bewezenverklaarde heeft gekwalificeerd als witwassen. Daartoe heeft het hof, kort gezegd, geoordeeld dat het telkens verbergen of verhullen van de werkelijke aard of de herkomst van de uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen heeft bestaan uit het meermalen laten of doen storten van geldbedragen op een derdenrekening. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de betreffende stortingen hebben plaatsgevonden na 14 december 2001. De Hoge Raad overweegt dat ook misdrijven die zijn gepleegd vóór de inwerkingtreding van artikel 420bis Sr op 14 december 2001 kunnen gelden als ‘enig misdrijf’ in de zin van voormelde bepaling (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BF5557). Voorts overweeg de Hoge Raad dat voor het antwoord op de vraag of het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als witwassen, het moment waarop de witwashandelingen hebben plaatsgevonden beslissend is en niet het moment waarop de gronddelicten zijn gepleegd. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is.